Preek gehouden in de Protestantse Gemeente te Havelte op zondag 5 augustus 2018 n.a.v. Markus 8: 27-33
Wie is Jezus?
Vanmorgen zet Jezus zijn leerlingen stil en hij vraagt hen: wie ben ik? Wie ben ik volgens anderen, wie ben ik, volgens jullie?
Laten we proberen stap voor stap dichter bij het geheim van deze raadselachtige vraag te komen en met elkaar proberen te ontdekken, waarom het van belang is een antwoord te vinden.
De vraag wie Jezus is gonst al eeuwen de wereld door. Er zijn bibliotheken vol over geschreven. De evangelist Johannes zag die bui al hangen, toen hij aan het einde van zijn evangelie schreef: “als al de daden van Jezus één voor één opgeschreven zouden worden, zou de wereld, denk ik, te klein zijn voor de boeken, die dan geschreven moesten worden”.
Maar als Johannes eens zou kunnen zien, hoeveel boeken er over Jezus geschreven zijn, dan zou hij raar opkijken. Grote geleerden en knappe koppen kruipen de teksten door en fabriceren dikke pillen, zoals bijv. de r-k theoloog in de vorige eeuw Edward Schillebeeckx “Jezus, het verhaal van een Levende” en die andere beroemde theoloog en psycholoog uit Duitsland Eugen Drewermann, die zijn boek de eenvoudige titel “Jezus van Nazareth” meegaf. Toen ik jaren geleden dat boek bij de plaatselijke boekhandel besteld had belde het winkelmeisje mij een paar dagen later op en zei: “Mijnheer Huisman, Jezus van Nazareth is zojuist voor u binnengekomen!” Toen ik buiten adem de winkel instormde en vroeg ‘waar is hij?’, hield ze mij verwonderd aankijkend het boek omhoog. ‘Hier’, zei ze en ik liet het maar rusten, dat zij mij op het verkeerde been had gezet.
En dan heb ik in mijn boekenkast ook nog een boek, dat “Ieder zijn eigen Jezus” heet. En Paul Verhoeven heeft zich aan een boek over Jezus gewaagd en Fik Meijer schreef zijn ‘Jezus en de vijfde evangelist’ (met wie hij de Jjoodse geschiedschrijver Flavius Josephus bedoelt).
In dat korte evangeliebericht van vanmorgen horen we dat al: de antwoorden lopen uiteen. Sommigen denken dat hij Elia is of Johannes de Doper of Jeremia en Petrus komt met zijn geheel eigen antwoord: U bent de Christus.
De antwoorden blijven uiteenlopen, tot vandaag de dag toe. Sommigen zeggen: Jezus was een goed mens. Een toffe gast, die een hoop goed deed voor m.n. arme drommels. Petje af! Anderen zeggen: hij stichtte een nieuwe godsdienst, hij bewerkte een soort afsplitsing van het jodendom en zo heeft hij veel invloed in de wereld gekregen. Weer anderen zeggen, dat hij een begenadigd wonderdoener was, hij had charismatische gaven en hij kon ook geweldig preken. Er zijn er ook, die Hem Zoon van God noemen, Verlosser of Heiland der wereld en zij zien Godzelf in Hem oplichten. Terwijl een deel van de mensen Jezus liefst zo dicht mogelijk bij zich willen houden, op deze aarde, als mens onder de mensen, gaan anderen juist een andere kant op en verhogen en verheerlijken Hem tot bij God, zoals ook in de belijdenis verwoord: ‘opgevaren ten hemel en zittend aan de rechterhand van God!’
Anderen zien in hem een mislukte revolutionair, die met goed bedoelingen e.e.a. wilde veranderen, maar het liep op niets uit. Zo vatte Maarten van Rossem onlangs het leven van Jezus samen.
Hoe zit het nu precies, zo zouden we ons radeloos kunnen afvragen en we worden ongeduldig en vragen ons misschien af: zou de echte Jezus a.u.b. willen opstaan?! Dan weten we tenminste waar we aan toe zijn.
Maar, lieve gemeente, dit ongeduld en die behoefte aan het enig goede antwoord levert alleen maar brokken op en zo zouden we het Messias-geheim bederven en kapot maken. De vraag wie Jezus is moet je niet benaderen als een wiskundig probleem, waarbij er uiteindelijk één juist antwoord uitrolt. Je komt niet tot het goede antwoord door een paar bijbelteksten aan elkaar te plakken en dan te zeggen: zie je wel, het staat er toch. Zo zit het. Klaar, punt uit.
Nee, we moeten de vraag eigenlijk ietsje uitbreiden en daarmee komen we ook zelf als betrokkene in beeld. Want tot nu toe is het allemaal wat afstandelijk en objectief gebleven: wat vinden mensen de eeuwen door van Jezus en welke antwoorden zijn er gegeven? Maar nu komt de vraag dichterbij en levensgroot en levens-echt klinkt in mijn verstarde oor: wie is Jezus volgens jou? Of liever nog: wie is Jezus voor jou?
En dan ligt het voor de hand om met een schuin oog te kijken naar het antwoord, dat Petrus gaf en je ziet in een flits, dat Jezus dat een sterk en openbarend antwoord vond – dus je denkt dan: laat ik ook maar zoiets zeggen, dan zit ik wel goed. Hij is de Christus!
Dat is een veelbetekenend en veelbelovend antwoord. Wat bedoelt Petrus met die aanduiding? Wel, ik wil het vanmorgen niet te ingewikkeld maken, maar laat ik volstaan met te zeggen, dat we hier te maken hebben met een titel, een symbool, dat tot de rand gevuld is met hoop en verwachting. Letterlijk betekent het zoiets als ‘gezalfde’, de messiaanse gestalte, de figuur, die alles zal fixen en terecht brengen. In het verleden waren die hoop en verwachting geprojecteerd op koningen, priesters en profeten en in hun werk beeldden zij er iets van uit. Maar nooit volledig, nooit eens en voor goed: het was altijd fragmentarisch en voorlopig geweest.
Maar nu, zo denkt Petrus, nu wil ik deze titel, vol verwachting en toekomst, toekennen aan Jezus. Zijn doen en laten, zijn woorden en werken wijzen overduidelijk in die richting en daarom lijkt het mij terecht om Hem de Messias of de Christus te noemen.
Of daarmee alles gezegd is en of die titel of benaming ook voor ons zo veelzeggend is, dat staat wat mij betreft open. Er kunnen ook andere symbolen en titels op hem toegepast worden, die aanduiden wie hij is en wat hij betekent.
Maar de ‘christus’-titel heeft de eeuwen doorstaan en zo is men gaan spreken over Jezus Christus, als in één adem. Maar het lijkt dan wel of wij iemand bij zijn voor- en achternaam noemen. Daarom is het beter te spreken over Jezus de Christus of Jezus, die beleden wordt als de Christus, zodat helder blijft, dat het een titel of functie is, die toegekend wordt aan een persoon, namelijk Jezus van Nazareth.
De vraag is of Jezus nou zo blij was met die felicitatie van Petrus. Hij gaat namelijk op aspecten wijzen, die het beeld dat Petrus e.a. hebben van de Christus laat kantelen. Jezus zal wel de Christus genoemd worden, maar ‘in disguise’, in vermomming, als de lijdende en de gekruisigde. Zo zal hij a.h.w. het messias-schap een andere, nieuwe invulling geven.
Jezus zegt eigenlijk: prima, Petrus, dat je mij de Christus noemt, maar ik zal het zijn op mijn wijze: niet hoog te paard, maar op een ezel, niet op een troon, maar op een kruis.
Prima, dat je mij de Christus noemt, maar verbind er ook een wijze van leven aan. Kom dan ook achter Mij aan en bewandel de weg, die Ik ga, de weg van de meeste weerstand en de smalle weg van verzet en dwarsigheid, waarbij men de wenkbrauwen fronst en men zal zeggen: wat een onbegaanbare weg, wat een idealisme, wat een lastige weg. Het lijkt wel een doodlopende weg, maar zo geloven wij: het is de weg ten leven!