Preek gehouden op de 2e zondag van de herfst 1 oktober 2017 (Israëlzondag) in de Grote of Mariakerk n.a.v. Daniël 9 (fragm.) en Lukas 7: 11-16
Méér dan ‘echt gebeurd’…
Mijn moeder – en zij was niet de enige - vond moederdag maar flauwe kul, want, zei ze: het is iedere dag moederdag. Zoiets zou ik ook wel over de zgn. Israëlzondag kunnen zeggen, want het is iedere zondag Israëlzondag: iedere zondag zijn wij ons ervan bewust, dat wij wortelen in Israël, dat wij van oorsprong Joodse geschriften lezen, als wij het zgn. Oude Testament opslaan, dat wij geboren zijn in de synagoge en dat onze Leidsman van het geloof een Jood is, namelijk die Jezus van Nazareth. Dat moeten wij ons iedere zondag realiseren en al zijn de verhoudingen soms heel gespannen geweest en al heeft de kerk lange tijd gedacht, dat zij in de plaats van Israël was gekomen en dat het joodse volk geen recht van bestaan meer had, die tijd is hopelijk voorgoed voorbij en ook al blijven er verschillen van inzicht en beleving, ten diepste zijn wij allen geroepen door de ene God en Vader en vormen wij samen het volk van God, dat in tweeheid en eigenlijk ook wel in drieheid (de Islam meegerekend) de gehele mensheid vertegenwoordigt en omvat.
Gisteren was het Grote Verzoendag en op die dag wordt het gebed van Daniël gelezen, zoals wij dat ook vanmorgen hoorden: een gebed in de ballingschap, een gebed over de verwoesting van Jeruzalem en haar tempel, een gebed van inkeer en schuldbesef, een gebed dat een beroep doet op Gods barmhartigheid en vergeving, een gebed dat op toekomst hoopt vanuit de dood. Kyrie-eleison, Heer, ontferm U, zo klinkt het vanuit Babel, een roep die nooit verstomt en ook wij hebben ons aangesloten bij die lange rij van verdrukten en ontgoochelden, mensen in den vreemde, opgejaagden en ontheemden en zo is het gebed van Daniël a.h.w. een voorbeeldgebed geworden, een proef-gebed, een proeve van joodse spiritualiteit, die eeuwenlang voorbeeldig en inspirerend is geweest, tot op de dag van vandaag. Je hart luchten, lucht geven aan je hart: Heer, luister naar ons!
Maar al bleef de hemel gesloten en de ballingschap voortduren, de hoop bleef gericht op de levende God, dat er eens een keer zal komen in hun lot of dat zijzelf tot inkeer zouden komen en alles anders zouden gaan zien en beleven… Ja, dat zij zouden opstaan uit de dood en zouden leven!
Daar gaat het eigenlijk steeds weer over in de Bijbelverhalen, over hoop, over toekomst, over leven.
Neem nou dat wonderlijke verhaal over die ontmoeting tussen Jezus en die rouwstoet uit Naïn. Ik denk, dat we wat hier verteld wordt niet al te letterlijk moeten nemen, want dan blijven we met een boel vragen zitten en wordt het een plat verhaal zonder perspectief. Wat zou dat uiteindelijk opleveren? De jongeman zou er hooguit een paar jaar bijgekregen hebben om voor zijn moeder te zorgen, maar uiteindelijk zou hij toch alsnog sterven en dan was hij toch weer even ver van huis als eerst.
Ik denk niet dat dit verhaal bedoeld is om ons in wonderen te doen geloven en dat Jezus ons zou willen aansporen om hetzelfde te leren en te doen. In Amerika schijnen er cursussen ‘dodenopwekking’ te bestaan, maar ik denk dat we het Evangelie dan overvragen en ons vertillen, als we dit soort conclusies gaan trekken uit zo’n prachtig verhaal als wij vanmorgen hebben mogen horen.
Laten we proberen iets verder en dieper te kijken dan ‘echt gebeurd’…
Er komt een rouwstoet vanuit het plaatsje Naïn, een bedroefde moeder achter de baar van haar zoon: hoe verdrietig kan het zijn, hoe hartverscheurend, omdat deze vrouw, die weduwe is, nu zelf kinderloos en brodeloos zal zijn. Ze komen uit Naïn dat ‘aangenaam’ betekent, maar dat ligt nu voorgoed achter hen. Zij zijn de poort uitgegaan, het aangename leven van samenzijn en samenwerken, van nabijheid en liefde, dat ligt nu allemaal achter hen. Zij komen nu buiten de stad, in onaangenaam gebied, de doodsvallei, waar geen leven en toekomst is. Dit droevige tafereel herinnert mij aan de uitdrijving uit de Hof van Eden, het herinnert mij aan de ervaring van de ballingschap, weg uit het eigen huis, de eigen stad en vertoeven in een land en omgeving, waar je de weg niet kent.
Het is een weg, waar alle mensen ervaring mee hebben: dat je op een gegeven moment weg moet uit de vertrouwde omgeving, dat je moet opbreken uit je dagelijks bestaan, omdat je ziek bent geworden, omdat je man is overleden, omdat je je baan verliest, omdat alles ineens anders is dan je dacht – het leven is ineens niet meer aangenaam, het goede en verrukkelijke leven ligt achter je en vóór je zie je alleen maar dorre vlakten van woestijnen en een doodlopende weg ‘in the middle of nowhere’.
Maar nu proberen we nog eens goed te luisteren naar wat het Evangelie ons vertelt: dat Jezus de dode tegemoet komt en de dood een halt toeroept. En dat Hij met ontferming bewogen is en dat Hij aanspoort niet te wenen.
Hij opent ons de ogen voor een andere werkelijkheid of de werkelijkheid anders. Hij komt ons tegemoet voorbij de dood, aan de andere zijde wekt Hij ons tot leven en zo komt ons leven terecht, tot zijn recht. Wat een bevrijdend gericht!
Ik geloof, dat ieder mens oog in oog komt te staan met de Opgestane, Heer over dood en leven. En dat ieder mens in zijn dode oor mag horen: Sta op en leef! Dat zodra wij de ogen sluiten ze zullen opengaan en dat wij zullen opstaan en lachen en juichen en leven.
Dat is niet alleen toekomstmuziek, ook midden in ons huidige leven kan dat zich voordoen, als we zijn weggekropen onder een steen van wanhoop of depressie of wanneer we bewegingsloos alleen maar afwachten de dingen die komen en we het gevoel hebben alle grip te hebben verloren en dat er alleen maar met ons wordt gedaan, wanneer we alle gevoel voor licht en ruimte zijn kwijtgeraakt en alles dor en doods is, dat dan toch onverwachts het water des levens weer kan gaan stromen, dat we toch weer beginnen te lachen, voorzichtig en onwennig en dat we opleven en weer toekomst zien en dat de eeuwigheid oplicht in het NU.
Als we dat beleven – al is het maar even – dan kunnen we wel lachen en juichen en leven!