Adieu God?!
ADIEU, GOD?!
“Was je toen al gestopt met geloven?”, vraagt Tijs van den Brink aan Johan Derksen. “Ja, eigenlijk wel”, is zijn antwoord, “ik zat toen al boordenvol twijfels”.
“Bent u van plan ooit nog weer te gaan geloven?” Die vraag wordt afgevuurd op Ronald Plasterk, maar deze reageert heel stellig met een tegenvraag: “Je denkt toch zeker niet, dat ik nog ga geloven, dat Jezus over het water heeft gelopen?”
Het zijn twee momenten uit het tv-programma van Tijs van den Brink, waarin hij bekende Nederlanders interviewt over hun (vroegere) geloof en hen bevraagt op hun redenen, waarom zij de kerk hebben verlaten. Toen hij zijn programma mocht komen introduceren bij Pauw en Witteman werd hem door Jeroen Pauw te verstaan gegeven, dat ongeloof toch eigenlijk een vorm van voortschrijdend inzicht is. Volgens Pauw is het dus heel logisch, dat mensen steeds minder gaan geloven, want ze weten steeds meer.
Dit soort gesprekken vinden overal en telkens weer plaats, maar waarom zijn deze gesprekken zo genant? Komt dat vooral niet, omdat verzuimd wordt helder te maken wat men onder ‘geloof’ en ‘geloven’ verstaat?
Volgens Tijs van den Brink is geloven iets, waar je mee kunt beginnen en ook weer mee kan ophouden. Men besluit er blijkbaar toe. Volgens Johan Derksen kan geloven niet met twijfels gepaard gaan. Naar de opvatting van Ronald Plasterk betekent geloven het voor waar aannemen van iets absurds of onmogelijks. En volgens Jeroen Pauw staan geloven en weten lijnrecht tegenover elkaar. Alle vier hanteren zij een verschillend geloofsbegrip en dat maakt de communicatie over geloof en geloven wel erg lastig.
Ik denk, dat de theoloog en filosoof Paul Tillich wel enige orde in deze chaos zou kunnen scheppen.
Wie was Paul Tillich? Hij werd in 1886 geboren in Duitsland (Pruisen) als zoon van een Luthers predikant en studeerde theologie en filosofie in Berlijn. Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) was hij enige tijd veldprediker aan het Westelijk front. Daarna doceerde hij o.a. aan de universiteit van Marburg en Leipzig. Zijn sympathie voor het (christen-)socialisme maakte hem tijdens het Hitler-regime verdacht en ongewenst en zo vertrok hij in 1933 naar de Verenigde Staten, waar hij tot zijn dood in 1965 zou doceren o.a. in New York, Boston (Harvard) en Chicago. Van zijn vele publicaties zijn zijn driedelige Systematic Theology, The Courage to Be en Dynamics of Faith wel de bekendste.
Enkele werken van hem zijn in het Nederlands vertaald (o.a. De moed om te zijn), maar zijn bekendheid en invloed zijn hier toch beperkt gebleven, vooral omdat hij overvleugeld werd door zijn tegenvoeter en leeftijdgenoot Karl Barth (1886-1968).
Kenmerkend voor zijn manier van denken en theologiseren is, dat hij de methode van de correlatie ontwikkelt, waarbij er sprake is van een wederzijdse betrokkenheid van subject en object, openbaring en ‘menselijke situatie’. Het Evangelie als kant-en-klare boodschap op de markt brengen is volgens Tillich een onmogelijkheid, want de boodschap is verbonden met de boodschapper èn met de ontvanger. Juist in die dualiteit of correlatie kan het Evangelie fungeren als antwoord op de menselijke vraag. M.a.w. het Evangelie is slechts relevant voor iemand, wanneer het antwoord geeft of is op zijn of haar vraag/vragen.
Paul Tillich probeert nu die menselijke vragen helder in beeld te krijgen (daarbij zeker ook geïnspireerd door de existentiefilosofie en de psycho-analyse) en komt dan uit bij de vraag naar de eindigheid van het menselijk bestaan, maar ook bij zijn verantwoordelijkheid en falen, zijn vervreemding en angst, maar evenzeer bij zijn verlangen naar heelheid en aanvaarding.
Tillich realiseert zich, dat de filosofie zelf geen antwoord op deze verlegenheden kan geven. Dat kan – zo is zijn overtuiging – alleen het Evangelie zelf, of liever nog: The New Being, het Nieuwe Zijn, dat verschenen is in Jezus, de Christus. Het gaat er nu om, dat het Evangelie zo gecommuniceerd wordt, dat duidelijk wordt (gemaakt), dat deel hebben aan het Nieuwe Zijn de eigenlijke essentie van het mens-zijn uitmaakt, dat hem bevrijdt van wetticisme en alle andere vormen van angst en knechting, omdat hij weet door God geaccepteerd te zijn (the acceptance of the unacceptible). Geloven betekent volgens Tillich eigenlijk “gegrepen zijn door deze nieuwe stand van zaken, door het absolute en eeuwige”.
In dit bestek is het ondoenlijk en ook onnodig om deze en andere aspecten van Tillich’s theologie verder uit te werken. Het gaat nu vooral om de vraag, wat Tillich mogelijk zou bijdragen in de discussie van Tijs van den Brink met de bekende Nederlanders, waarmee ik dit artikel begon.
Allereerst denk ik, dat Tillich aanmerkingen zou maken op Tijs van den Brink’s vraag over “beginnen en stoppen met geloven”. Volgens Tillich is “geloven” geen besluit van de wil of het verstand, maar eerder “een gegrepen zijn door datgene wat mij raakt, mij ten diepste en onvoorwaardelijk aangaat”. Tillich zou een andere vraag gesteld hebben, bijv. “wat is voor jou in ultieme zin van belang en is dat altijd onveranderd gebleven of is dat onderweg veranderd?”
Volgens Tillich is geloven ook niet het voor waar (moeten) aannemen van bepaalde standen van zaken of van onwaarschijnlijkheden. Tegen Ronald Plasterk zou hij zeggen, dat helemaal niet van hem verwacht wordt aan te nemen, dat Jezus over het water heeft gelopen. Faith is iets heel anders dan belief. Het gaat er eerder om te ontdekken, wat dit evangelieverhaal wil onthullen. Is hier bijv. sprake van een mythe over de overwinning op de dood?
In zijn Dynamics of Faith maakt Tillich duidelijk, dat geloof en twijfel als kruis en munt aan elkaar zijn gewaagd. Twijfel kun je niet van geloof scheiden. Geloven is de moed om het risico aan te gaan het te wagen met deze God. Wie de twijfel wil uitbannen uit het leven van het geloof die maakt van het geloof eigenlijk weer een wet. Het vastleggen van het geloof in belijdenissen is daar volgens Tillich een funest voorbeeld van. Dan is de dynamiek verdwenen, die juist bij geloven hoort zou hij tegen Johan Derksen kunnen zeggen.
Als Tillich zou horen, dat ongeloof een vorm van voortschrijdend inzicht is, zoals Jeroen Pauw beweert, dan zou hij van zijn stoel vallen van het lachen of van pure verbijstering flauwvallen. Geloof heeft namelijk niets met kennis of wetenschap te maken. Het is iets van geheel andere orde. Helaas heeft de kerk lange tijd – en vaak nog steeds – gemeend, dat de Bijbel informatie verschaft over bijv. het ontstaan van de aarde, over geschiedenis van volken etc., maar Tillich hamert er voortdurend op, dat de Bijbel geen boek van wetenschappelijke kennis is, maar van symbols, die ons veel te zeggen hebben als antwoorden op onze ultieme vragen.
Het zou in dit verband eerder to the point geweest zijn geloof te typeren als een vorm van voortschrijdend of in ieder geval verdiepend inzicht.
Dr. Cees Huisman is historicus en theoloog en vanaf 2000 als predikant verbonden aan de Hervormde, sinds 2005 Protestantse Gemeente te Meppel
Website: www.dsceeshuisman.nl