Preek gehouden in de Protestantse wijkgemeente “De Drie Ranken” in Apeldoorn op zondag 20 juni 2021 (3e zondag na Trinitatis)
Niet en wél gezien!
De kleine Grote Man is niet gezien in Jericho en omgeving. Niemand mocht hem, behalve de Romeinse autoriteiten. Hoe dat zo gekomen was is eigenlijk gauw verteld:
Heel simpel eigenlijk: de Romeinen maakten de dienst uit in het land van belofte en die wilden natuurlijk belasting innen. De bezetting van het land moest wel betaald worden en dat moesten de mensen zelf opbrengen. Zo gaat dat altijd. Maar de Romeinen vonden het teveel werk om iedereen netjes een belastingaanslag te sturen, waar mensen dan de rente van hun hypotheek in mindering konden brengen en ook reiskosten voor hun werk enzo. Nee, ze zeiden: Jericho is een welvarende stad met veel in- en uitgaand verkeer, zo’n stad moet toch wel 500,000 euro per jaar kunnen opleveren aan de staatskas. Wie wil dat even voorschieten? En toen stak Zacheüs zijn vinger op en hij zei: ‘Ja, dat wil ik wel’. En zodra hij dat aan de Romeinse overheid betaald had, toen begon voor hem het grote graaien en afpersen. Hij verzon allerlei listen en trucs om de mensen geld afhandig te maken. Hij zette overal mannetjes in hokjes neer en slagbomen en borden met de tekst “eerst betalen, dan doorrijden” en zo haalde Zacheüs in een jaar tijd een veelvoud van die 500,000 euro op: het ene jaar ging het beter dan het andere jaar, maar gemiddeld zat hij op de 2 miljoen. Kassa! Zaken zijn zaken!! Zo ging dat, ongeveer…
Iedereen snapt, dat deze kleine Grote Man niet gezien was: Zak-cheüs was een doortrapte zakkenvuller en zakkengraaier. Kortom, een nare man.
Maar vanmorgen hangt hij ineens in de boom. Kijk maar…
hij hangt als een aapje aan een tak te bungelen en zijn tas met belastingpapieren, vorderingen en geïnde kwitanties hangt losjes over zijn schouder. De boom is helemaal kaal, geen vijgenblad om achter weg te kruipen: iedereen kan hem zien hangen in die boom. De tekenaar neemt een beetje een loopje met het eigenlijke verhaal, want Zacheüs klimt juist in de boom om zich te verstoppen. Maar de tekenaar/verteller laat duidelijk zien, dat dat niet lukt. Wie zich verstopt wordt gezien…van Adam en Eva tot aan Zacheüs en zo voort… “Heer, verberg U niet voor mij, wanneer ik mij verberg voor U!”
Zacheüs was schatrijk geworden over de ruggen van anderen, maar was hij nu ook echt gelukkig? Hoe ziet je leven eruit, als je zo met de nek wordt aangekeken, ook al is het je eigen schuld?
Ik denk, dat Zacheüs diep van binnen erg ongelukkig was en dat hij daarom Jezus wel eens wilde zien en spreken, als het kon.
Hij had opgevangen, dat Jezus langskwam, die man uit Nazareth, die zo gewoon was, en ook zo bijzonder, die de mensen nam zoals ze waren. Die wilde hij wel eens zien.
Hij wilde ongezien en een beetje op afstand iets van Jezus opvangen.
Dit verhaal maakt ondubbelzinnig duidelijk, dat er een verband, een correlatie bestaat, tussen ‘zien’ en ‘gezien worden’. Omdat Zacheüs Jezus wil zien, ziet Jezus hem. Jezus heeft dat zelf op een heel korte en krachtige formule gebracht, toen hij zei: Wie zoekt, die vindt…of: wie zoekt, wordt gevonden.
Mensen zijn op allerlei manieren op zoek naar zin en betekenis, naar verdieping en aanvaarding. Ieder mens wil gezien en aanvaard worden en er zijn in ieders leven van die momenten, waarop dat naar boven komt en zichtbaar wordt. Vaak heb je de ander nodig om jezelf te ontdekken. ‘He, Zacheüs, ik zie jou wel zitten, daar hoog in de boom! Kom eerst maar eens naar beneden, dan praten we verder!’
Er was bij Zacheüs – zo denk ik - een herinnering, een memoria, wakker geworden, want naar zoiets verwijst zijn van oorsprong Hebreeuwse naam. Hij dacht misschien wel terug aan toen hij nog een kind was en niet zo in de ban van het geld was gekomen. Of aan zijn vrienden van vroeger, of aan zijn oorspronkelijke dromen en dat alles eigenlijk was verpest door zijn besluit om tollenaar te worden.
En dat alles kun je samenvatten door te zeggen, dat hij zich bewust begon te worden van zijn ware zelf. Hij wilde God ontmoeten, Jezus zien, om zo tot zijn ware bestemming te komen.
En Jezus ziet hem daar hangen en roept hem naar beneden. Want hij wil bij hem in zijn huis komen. Dat is meer dan: ik kom even een bakkie koffie doen bij jou. Het gaat om zijn hele huishouden, de manier waarop hij vertoeft in deze wereld, zijn vrienden, zijn werk, alles…daar wil Jezus deelgenoot van worden en voortaan zal Zacheüs bij alles wat hij doet en denkt, daar van uitgaan. Want Jezus wil en zal bij hem blijven…
Zacheüs klautert naar beneden – z’n tas met belangrijke papieren blijft aan een tak hangen – laat maar hangen, zei ‘ie nog bijna onverstaanbaar – en gastvrij nodigt hij Jezus in zijn huis. De mensen spraken er schande van…wie gaat nu bij zo’n collaborateur op de koffie en misschien zelfs wel overnachten? Jezus trapt op de ziel van alle rechtge-aarde inwoners van Jericho. Hij lijkt wel gek.
Dat klopt. Jezus en de volgelingen van Jezus zijn een beetje gek of ze worden in ieder geval voor gek versleten. Zij doen ongehoorde en onverwachte dingen. Niet normaal wat Jezus hier doet. Hij stapt met uitgestoken hand de villa van Zacheüs binnen…en misschien zouden we verwachten, dat hij nu een preek gaat afsteken tegen Zacheüs, zo in de trant van: jij bent toch wel een enorme Zak-cheüs – en weet je wel, wat je de mensen aandoet en denk je nou echt, dat je zo in de hemel komt?
Nee, helemaal niet. Het enige wat Jezus doet is hem omhelzen. Ik zag ergens een fraai schilderij, waar Jezus de kleine Zacheüs, die niet verder komt dan zijn middel, omhelst. Zacheüs verdrinkt helemaal in de plooien van de liefde van Jezus. Daar is hij veilig en onkwetsbaar voor de boze blikken en wijzende vingers van de mensen om hem heen, al hebben ze nog zulke mooie gebedsmantels om.
Het is deze omhelzing, dit gezien en bemind worden, dat Zacheüs raakt en verandert. Hij laat iemand snel zijn tas met paperassen uit de boom halen en hij pakt een rijtje ordners met vorderingen uit zijn kast en hij begint ze stuk voor stuk door midden te scheuren of de bedragen, die hij te goed heeft door te krassen. Zacheüs is helemaal blij. Hij is een ander mens geworden. Al dat geld, dat hij opgepot heeft zal hem een worst zijn – hij heeft ineens doorzien, dat hij mensen benadeeld heeft en nu wil hij hun weldoen. Hij wil het allemaal goed maken, ook al kost het hem een vermogen en ook al zullen de Romeinse autoriteiten nooit meer zaken met hem doen.
Maar het interesseert hem allemaal geen lor meer. Dat zo’n vreemde, onverwachte en eigenlijk ook grappige ontmoeting zoveel kon teweeg brengen, dat had hij nooit kunnen denken of dromen. En toen al die kwitanties en vorderingen daar verscheurd op de grond lagen, toen hebben ze daar ook allebei kostelijk om gelachen.
Ja, Zacheüs, zei Jezus toen nog, jij hoort er ook bij, je bent ook echt een kind van Abraham. Je bent gered uit de klauwen van de Mammon en nu ben je echt helemaal vrij en nu ben je wie je echt bent.
En als mensen later aan Zacheüs vroegen, hoe dat toch zo was gekomen, dan vertelde hij altijd met een glimlach om zijn mond het verhaal van de boom en de aktentas en die vreemde ontmoeting met Jezus, die hem gezien had en onverwacht was hij opnieuw geboren en getogen. Hij had de liefde van God geproefd en dat had hem veranderd.
(Op orgel volgt een bewerking van Gezang 487 – LvdK)