Preek gehouden op zondag 7 april 2019 – 5e zondag van de Veertigdagentijd (Judica = Doe (mij) recht!) in de Oude Kerk n.a.v. Lukas 20: 9-19
Verantwoordelijk zijn
Ik wil eerst even samen met u stilstaan bij de naam van deze zondag, de 5e in de 40-dagentijd. Die luidt “Judica” of “Judica me” d.i. “Doe (mij) recht!” Wie zegt dat?
Allereerst de dichter van Psalm 43, die vanuit zijn verdrukking en angst tot God roept om hulp: “Doe mij recht, o God, laat mij ontkomen aan hen, die mij belagen”.
Het is ook een hartenkreet van Jezus geworden op zijn weg van lijden en vernedering, dat hij wel tot de mensen en tot God kan roepen: “Doe mij recht!” Probeer mijn doen en laten nu eens op een evenwichtige en rechtvaardige wijze te beoordelen. Ga niet af op je eerste indrukken en op wat je over mij hoort en trek geen verkeerde conclusies uit mijn gedragingen en redevoeringen. Mijn perspectieven en ambities liggen op een heel ander vlak dan jullie denken. Jullie denken, dat ik politieke en religieuze macht nastreef, maar zo zit het helemaal niet! “Doe mij recht!”…dat zeg ik tegen Petrus, tegen Pilatus, tegen Herodes, tegen het tribunaal, tegen de menigte.
In de kerk is de roep om recht in de loop der eeuwen wat verstomd. Een christen heeft geleerd te leven van genade en zal niet gauw op zijn strepen staan en al helemaal niet tegenover God. De gelijkenis van de tollenaar en de farizeeër heeft de roep om recht verdrongen, doordat de tollenaar uitriep: “o God, wees mij zondaar genadig!” Die bede klinkt vaker in de kerk dan de bede ‘Doe mij recht!’
Toch kan de bede om recht heel legitiem zijn. Wanneer je merkt, dat je niet tot je recht komt, wanneer je ten onrechte veroordeeld wordt of wanneer je geen kans krijgt om je te verdedigen. Wanneer je vastloopt in de bureaucratie of wanneer je bemerkt, dat jouw zaak door anderen genegeerd wordt, dan kun je in wanhoop uitroepen: “Doe mij recht!”
In de geschiedenis van de mensheid, waar de kerk ook deel van uitmaakt, komen wij miljoenen slachtoffers tegen van mensen, die onrecht is aangedaan, die geen eerlijk proces hebben gekregen, die zonder reden zijn vertrapt, vernederd, gediscrimineerd, uitgejouwd en vervolgd – al die mensen roepen, zelfs nog vanuit hun graven: ‘Doe mij recht!’.
Zal God het horen? Zal Hij recht doen? Wij geloven met de kerk van alle eeuwen, dat God zal oordelen de levenden en de doden. Onze eerste reactie daarop is er vaak een van schrik en timide wegduiken…maar voor alle rechtelozen, stakkers en de achteloos weggevaagden is dit een hoopvol wenkend perspectief. Er zal toch een dag zijn, waarop recht gedaan wordt aan al dat geleden onrecht, waarop aan al die stumperds en rechtelozen recht gedaan zal worden, dat hun bede ‘Doe mij recht!’ verhoord zal worden en zij zullen recht op staan en eindelijk tot hun recht komen. Dat is de dag van verlossing en bevrijding, wanneer God zal richten en Zijn oordeel zal uitspreken en zij zullen leven, voorgoed!
Nu vraagt de gelijkenis van Jezus over de wijngaard onze aandacht. Het is een bekend verhaal. Zo gaat het altijd: Jezus vat de geschiedenis van God en zijn volk, van God en de wereld, in een puntig verhaal samen. Ja, een puntig verhaal, dat kan prikken en steken, als je jezelf er in tegenkomt. Zolang het over anderen gaat is het vrijblijvend en kan het ook leiden tot minachting en veroordeling van anderen. Als je denkt: hé, dit gaat niet over mij, niet over ons, maar over het volk van de Joden. Het is hun geschiedenis in een notendop: van hen werd verwacht, dat zij Gode goede vrucht zouden voortbrengen en hun wijze en inspirerende profeten hebben hun daartoe steeds aangespoord, maar zij gingen hun eigen weg en zo vervreemdden zij van God en van de ware dienst. Zij namen alles in eigen hand en in eigen beheer en de knechtjes van de Heer snoerden ze de mond.
Dan houden we het verhaal op afstand en gebruiken of misbruiken het om anderen de les te lezen. Beter niet doen!
Het wordt pas spannend en relevant, als wij onszelf er in herkennen. Hoe wijzelf de wijngaard beheren volgens onze eigen regels en plannen. Hoe wij de aarde en de kerk onderhouden en besturen. Hoe gaan wij om met mensen, die van tijd tot tijd een kritisch geluid laten horen? Die waarschuwen voor teloorgang en verloedering, die hun stem verheffen tegen gemakzucht en overmoed, die niet moe worden om steeds weer te waarschuwen tegen zelfgenoegzaamheid en hoogmoed?
God heeft de aarde aan ons gegeven om te bewonen en het beheren. Maar wat hebben we er van gemaakt? Er wordt dan vaak met een beschuldigende vinger naar God gewezen, maar zijn invloed is vooral een mentale, directieve, indirecte invloed. Hij stuurt zijn boodschappers, die laten zien en horen, hoe het beter en anders kan, maar doorgaans worden die genegeerd of niet begrepen.
Of God wordt dood verklaard en zijn dienaars zijn voorbijgaande restanten uit het verleden. De kerk is een gepasseerd station, daar hebben we niks meer mee, zeggen mensen dan. Wij bepalen zelf, hoe wij de wereld inrichten en beheren en God hebben we daar niet bij nodig.
Jezus wijst in zijn gelijkenis over de wijngaard eigenlijk al in die richting. De pachters willen de wijngaard zelf in bezit nemen. Maar komt het wel goed, als mensen zo autonoom en zo egocentrisch de wereld gaan beheren? En wie zijn er het slachtoffer van?
Jezus heeft zijn eigen lot a.h.w. vooraf getekend in deze gelijkenis. De pachters hebben Hem buiten de wijngaard gegooid en Hem ter dood gebracht – en dat is precies wat er met Jezus gebeurd is.
Het is eigenlijk iets wat steeds weer gebeurt. Mensen en staten proberen hun eigen systemen te ontwerpen en zo welvaart en geluk te fabriceren. Maar vaak gaat het gepaard met geweld en zijn weerloze burgers de dupe.
De nieuwste trend is, dat alles geautomatiseerd wordt en a.h.w. vanzelf gaat en dat hulp en aandacht, die mensen toch altijd nodig blijven hebben, worden gerobotiseerd. En zo worden mensen meer en meer aan hun lot overgelaten en wordt de samenleving een wijngaard zonder vreugde, zonder fonkelende wijn in de beker.
Het zijn scenario’s die zich ontwikkelen en aan ons voordoen bij het lezen van deze gelijkenis en het lijkt dan ook nog te eindigen in een strafcampagne van wraak en vergelding. En het verhaal heeft ook wel iets van een self-fulfilling prophecy in zich, aangezien men aan het einde ervan meteen plannen begint te beramen om Jezus uit de weg te ruimen, terwijl de gelijkenis juist laat weten, hoe desastreus en funest dat is en zou zijn.
Maar het bijzondere is nu, dat er een onverwachte wending zichtbaar wordt, wanneer een oud psalmwoord nieuw en verrassend licht op alles werpt. Over die weggeworpen steen, die onbedoeld en onverwacht een hoeksteen of een sluitsteen wordt. De verworpen Jezus, die Victor Mundi, Overwinnaar van de wereld, wordt, hoe zijn vernedering zijn verhoging werd.
Ja, dat is heel wonderlijk en onbegrijpelijk, maar zo regeert God de wereld en zo zien wij uit naar de voleiding van zijn heerschappij.