Hieronder alvast een klein voorproefje uit Hoofdstuk 11 van mijn boek i.w. over Pierre Chevallier (1760-1825). In dit hoofdstuk belicht ik een veelheid aan werkzaamheden van Pierre tijdens zijn predikantschap in Amsterdam (1795-1825), o.a. dat hij secretaris werd van het Ned. Bijbelgenootschap, dat in 1814 in Amsterdam werd opgericht.
5. Secretaris van het Nederlandsch Bijbelgenootschap
Vanuit dezelfde motivatie en inspiratie als waardoor de mensen van het NZG (Nederlandsch Zendelingsgenootschap) gedreven werden, werd in 1814 het Nederlandsch Bijbelgenootschap opgericht[1]. Zowel vernieuwd nationaal élan als evangelische bewogenheid hebben het ontstaan van dit nieuwe genootschap begeleid: herstel van nationale zelfstandigheid onder leiding van een Oranjevorst en het verlangen om de Bijbel als Woord van God bekend te maken onder alle geledingen van de bevolking, vooral ook onder de armen en behoeftigen - en ook daarbuiten - vormden een belangrijke achtergrond bij de oprichting van dit genootschap.
Pierre was er vanaf het eerste uur bij betrokken, want vanuit Amsterdam werd alles bedacht en gecoördineerd. Bij Pierre thuis werden verschillende voorbereidende besprekingen gehouden, waarbij Dr. Alexander Mac Intosh, predikant van de Engelse gemeente in Amsterdam en oprichter van het Engelse Bijbelgenootschap in Nederland, burgemeester David Willem Elias, ook lid van het Engelse genootschap, Willem Carp, één van de directeuren van het NZG én Willem Frederik Röell, minister van Binnenlandse Zaken en beoogd voorzitter van het op te richten Bijbelgenootschap, kind aan huis waren.
Binnen het NZG waren er al eerder stemmen opgegaan om te komen tot de oprichting van een Bijbelgenootschap als Tak van het eigen genootschap, maar daar was tot nu toe niets van terecht gekomen. Een onderzoek had uitgewezen, dat er voldoende Bijbels in de Nederlandse huisgezinnen aanwezig waren.
Maar onder de stimulerende leiding en bezieling van het Britse Bijbelgenootschap (BFBS – British Foreign Bible Society), dat door mensen als Mac Intosh en Pinkterton[2] vaste voet aan de grond in Nederland had gekregen, werd de noodzaak en het nut van een apart Bijbelgenootschap steeds meer ingezien en zo wordt op woensdag 29 juni 1814 de oprichtingsvergadering gehouden in de Engelse kerk aan het Begijnhof. Pierre Chevallier, beoogd secretaris, houdt daar zijn ‘instellings’-speech, waarover Pinkerton diezelfde dag nog een lovende recensie stuurde naar Londen.
Pierre begint zijn inleiding[3] als volgt:
Dit is het tijdstip waarop het herlevend Nederland zijn dankbaarheid aan God betonen kan door openlijk Zijn Woord de ere te geven, die het toekomt.
Onwaardeerbaar is immers de schat dien wij in onze Openbaring bezitten. Al wie den Bijbel noemt noemt alles wat goed en heerlijk is. Die den Bijbel doet kennen en hoogachten verspreidt in eene ruime mate én licht én orde én zedelijkheid én troost.
Welsprekend en gebruikmakend van steeds repeterende retorische vragen onderstreept Pierre de betekenis van de Bijbel voor alle mensen over de gehele wereld en op alle terreinen van het leven als bron van wijsheid, kennis en verlichting. Hij steekt de loftrompet op de vrijheid ademende en vrijheid scheppende invloed van de Bijbel in vergelijking ‘met de ondragelijke kluisters die het willekeurig gezag der menschelijke wijsheid en de heerschappij der driften ons opleggen’. Ja, de Bijbel brengt ware ‘verlichting’ onder de volken en verbetert merkbaar hun zedelijk besef en handelen. De Bijbel bevat alle zaden van het menselijk geluk, waarvoor het hart vatbaar is en daarom is er geen mooier en beter geschenk dan de Bijbel.
Hoe aangenaam zoude voor ons het vooruitzigt zijn van eens door een uitgebreid fonds in staat gesteld te worden om niet alleen onder ons, maar ook in vreemde gewesten het woord des levendigen Gods over te brengen en zoo die dagen te verhaasten, waar in de Aarde vol zal zijn van de kennis des Heeren.
Zo plaatst Pierre de oprichting van dit nieuwe genootschap tenslotte in een heilshistorisch-eschatologisch perspectief en hierin herkennen wij precies dezelfde motivaties en doelstellingen als die van het NZG.
Tijdens de oprichtingsvergadering worden ook de ‘grondwetten’ van het genootschap vastgesteld en opvallend is het dan, dat in artikel 1 gesteld wordt dat het hoofddoel is de verspreiding van de Bijbel ‘zonder aanteekeningen onder alle de gezindheden’, waaruit duidelijk het ondogmatische en interconfessionele streven van het NBG blijkt, zoals dat ook bij het NZG het geval was.
Pierre, die nu 53 jaar oud is, lijkt helemaal in zijn element en op zijn plaats als één van beide secretarissen van het nieuwe genootschap, dat hem niet alleen veel (internationale) bekendheid zal geven, maar vooral ook héél veel werk. Te denken valt aan het bijwonen van de maandelijkse bestuursvergaderingen en het verslaan van de besprekingen, alsook het verzorgen van de correspondentie. Regelmatig houdt hij ook een redevoering op een algemene jaarvergadering en naar Brits voorbeeld begon het NBG vanaf 1818 met de uitgave van de Verzameling van berigten betrekkelijk de Bijbelverspreiding, waarvan secretaris Pierre Chevallier de eerste 34 afleveringen redigeerde[4]. Het was een bonte verzameling berichten over het wel en wee van diverse bijbelgenootschappen en afdelingen in binnen- en buitenland, waardoor leden en belangstellenden op de hoogte werden gehouden van de gestage voortgang van de Bijbelverspreiding dichtbij en veraf. Het was Pierres taak om al die berichten te verzamelen, (indien nodig) te vertalen en op te nemen in de genoemde uitgaven. Misschien kreeg hij daarbij na verloop van tijd assistentie van zijn jongste zoon Mathile Jacques (geboren in 1802), die al vroeg belangstelling toonde voor het werk van het NBG, waarin hij later ook zelf een functie kreeg[5].
[1] M.J. Chevallier, De Bijbel en de Bijbelgenootschappen, ter gelegenheid van het vijf en twintig jarig bestaan des Nederlandschen Bijbelgenootschaps (Amsterdam 1839).
C.F. Gronemeijer, Gedenkboek van het Nederlandsch Bijbelgenootschap 1814-1914 (Amsterdam 1914).
F. van Lieburg, De wereld in. Het Nederlands Bijbelgenootschap 1814-2014 (Amsterdam 2014). Hierin uitgebreide opgave van relevante oudere en recente literatuur (pp. 379-391).
[2] Robert Pinkerton (1780-1859) was een hoofdagent van de British and Foreign Bible Society. Hij was een gerespecteerde missionaris, taalkundige, vertaler en auteur.
[3] Instelling van het Nederlandsche Bijbelgenootschap (Amsterdam 1814).
[4] Van Lieburg, De wereld in, p. 92.
[5] Mathile Jacques Chevallier (1802–1885) was levenslang bevriend met Isaac da Costa, van wie ruim 150 brieven in het archief aanwezig zijn (Portefeuille X-XIII). Hij was o.a. bibliothecaris van de Waalse Gemeente te Amsterdam en amanuensis van het Nederlands Bijbelgenootschap.