Pasen: mystieke mythe
Het is nu tien jaar geleden, dat ik deze Paaspreek heb gehouden en bij toeval trof ik hem vanmorgen aan, toen ik even in mijn ‘preekarchief’ rondkeek. Ik bied hem vandaag ter herlezing aan.
Preek gehouden door Ds. Cees Huisman op de Eerste zondag van Pasen ( 24 april 2011) in de Grote- of Mariakerk n.a.v. Hooglied 5 en Johannes 20: 1-18.
Een paar weken geleden belde een van onze dochters ons op. Ze was een beetje aangeslagen en verontrust. Ze had gehoord, dat sommige mensen beweerden, dat de aarde spoedig zou vergaan. December 2012, dan zou het einde zijn. En vervolgens de vraag natuurlijk: wat ik daarvan vond.
Ik zei: Dat klopt. Dat heb ik ook gehoord en gelezen, dat mensen dat beweren. De aardbeving en tsunami in Japan hebben weer veel angst en onzekerheid losgemaakt en allerlei doemdenkers en eindtijdvoorspellers grijpen hun kans en krijgen dan weer veel aandacht. Ik probeerde haar gerust te stellen en haar ervan te overtuigen, dat het christelijk geloof geen boodschap van angst is, maar van hoop.
En hoe het dan wel zat met dat vergaan van de wereld enzo. Ik zei dat ik daar niet zo mee bezig ben en dat ik altijd moet denken aan die anekdote over Luther, die gezegd moet hebben, dat als morgen de wereld zou vergaan, hij vandaag nog een appelboom zou planten. M.a.w. leef niet vanuit de angst en de bezorgdheid, maar vanuit het geloof en de hoop! Leef bij deze dag en doe het goede. Doe wat je hand vindt om te doen en verdiep je niet in allerlei doemscenario’s. Dat maakt je verlamd en haalt je weg bij je roeping.
Zo probeerde ik haar gerust te stellen en terug te brengen tot de orde van de dag. Het is natuurlijk wel zo, dat dat vergaan van de wereld wel in een hoop hoofden rondspookt, ook in christenhoofden. Maar dan is het wel belangrijk hoe we daar dan tegen aan kijken en wat eigenlijk precies de gedachte is. Het lijkt me boven alles een Paasgedachte. Het vergaan van de wereld, daarmee is dan zoveel bedoeld als het vergaan van de oude wereld Dat die op een goede dag voorbij zal en dat er zich een nieuwe voordoet. De oude wereld is de wereld van geweld en onrecht, van onderdrukking en verloedering. De oude wereld is de wereld van het lijden, van de pijn en de uitstoting, zoals we precies meemaakten in de dagen van 40, waarvan de laatste 3 het meest pijnlijk waren: de dagen van kruis en geweld, de dagen van man en macht, de uren van verlatenheid en dood. Als dat nu de dagen van de oude wereld genoemd kunnen worden, dan vieren we op de vroege Paasmorgen, dat die wereld vergaan is. En dat er nu iets nieuws is te vieren: opstanding. En nieuwe wereld.
Zal de wereld vergaan? Misschien mogen we vanuit Paasperspectief wel zeggen: die is al vergaan. Die oude wereld ligt eigenlijk al achter ons. Voorbij, voorbij, o voorgoed voorbij: kijk maar: de steen weggerold, de doeken van de dood opgevouwen. Een vreemde, nieuwe wereld staat daar op ons te wachten. Zoals de ziener van de Apocalyps het zo mooi zegt: het oude is voorbijgegaan: de eerste hemel en de eerste aarde zijn voorbij en de zee is niet meer.
Met Pasen vieren wij de wending. De opgestane is als eersteling ons vooruit. Begin van nieuwe aarde.
Zal de wereld vergaan? Ja, maar dan zoals de winter vergaat. Een paar weken geleden, eind maart, was het op een donderdag van dat prachtige lenteweer geworden. En Mannes zou de beiaard gaan bespelen en ik vroeg hem: wat ga je de stad laten horen? En hij zei: ik ga “Der Winter ist vergangen” spelen. Ja, u hoort het nu goed: de winter is vergaan. Jammer? Angstaanjagend? Welnee, het is juist iets om vrolijk en blij van te worden. Zoals de winter vergaat, zo mag de oude wereld ook wel vergaan: al het oude en koude zeer, alle vertwijfeling en schulden, alle doem en donkerte – laat die oude wereld a.u.b. vergaan. Laat het lente worden, Pasen zijn.
Ja maar, die oude wereld is er nog volop. En kijk eens om je heen: je ziet overal ellende en wanhoop. En de angst zit er diep in, dat de zekerheden wankelen en je veilige leven als een kaartenhuis in elkaar stort. Het Paasfeest is er niet voor bedoeld om dat te ontkennen of te overschreeuwen.
Nee, Pasen wil niet ontkennen, dat het leed geleden is, Pasen wil niet overschreeuwen, dat het kruis maar tijdelijk en voorbijgaand is … nee, de oude wereld is nog springlevend, maar Pasen vertelt ons een geheim. Pasen brengt ons iets nieuws, iets anders te binnen. Stapsgewijs. Niet als een kant en klare boodschap en als een hapklaar brok. Nee, eerder als een licht, dat je opgaat. Een les , die je leert als een levensles…niet als een multiple choice antwoord. Ja, met kleine stapjes in de hof kom je tot de ontdekking, dat het anders is. Ontdek je wat Pasen betekent.
Het zijn stappen, die van de duisternis naar het licht leiden. Een weg van zoeken en vinden, van zoeken en gevonden worden, van zoeken en niet vinden, zoals wij zo treffend in het Hooglied tegenkomen: mijn geliefde, ik zocht hem, maar ik vond het niet. Waar is je lief naartoe gegaan, mooiste van alle vrouwen, waar is je lief naartoe gegaan? Laten we hem samen zoeken.
Het zoeken gebeurt in fasen en op verschillende manieren. Ik loop nu het Paasbericht van Johannes langs als een vindplaats voor dat zoeken, dat wij ook zelf doen, waarin we ons zelf, min of meer, zullen herkennen. In drie draaibewegingen, zoals je met een kurkentrekker een fles wijn openmaakt.
1. Daar is allereerst het zoeken vanuit de verlegenheid en het gemis. Een onbestemd en vaag zoeken; een zoeken waar Hij niet te vinden is: bij de graven en bij de monumenten; in het verleden en in de gestolde waarheden van vroeger. Je kunt proberen je geloof vast te haken aan het graf van voorbij, zoals Maria aanvankelijk deed. En bij teleurstelling dan roepen: ze hebben mijn Heer weggenomen! Wat blijft er zo over van mijn geloof, van mijn zekerheden, van mijn gevoel van veiligheid. Nu is het ineens allemaal weg! Zo kunnen mensen klagen over het wegebben van oude zekerheden en lopen dan teleurgesteld weg. Ze hebben mijn Heer weggenomen…
2. En dan heb je de fase van het parmantige zoeken en het mannelijke weten en onderzoeken. Er diep op ingaan…niet oppervlakkig maar grondig, tot op de bodem. Het geloof wordt binnenste buiten gekeerd en wat overblijft is uiteindelijk niet veel soeps. Zie je wel, het graf is leeg, de kerk is leeg, mijn geloof is een lege huls en ik krijg er geen vat op. We kunnen wel zien en vaststellen wat het geweest is, maar niet wat het is. Eigenlijk is er niets van overgebleven.
Toch blijft er nog een zweem van geloof hangen en niet alles wordt prijsgegeven, maar wat het nou precies is, dat blijft onduidelijk. Ze gaan weer naar huis. Of ze blijven thuis.
De Heilige Schrift zou nog wel verder kunnen helpen, maar die blijft vooralsnog een gesloten boek.
3. Maar dan – na enige tijd – en nu komen we tot het eigenlijke - blijft Maria daar moederziel alleen achter. Wenend. Ja, zij staat daar voor onze ziel, die blijft zoeken en wachten, die blijft hopen en verlangen…we hebben het nu over een “zij”, onze vrouwelijke zijde, die ontvankelijkheid uitstraalt en die zich wil toewenden naar het nieuwe en onverwachte. Ook als ons verstand al heeft vastgesteld, dat er niets is, als we allang zijn weggelopen, naar huis, naar ons werk, naar onze besognes…diep van binnen blijft de vraag: waar is Hij gebleven? Waar is Hij, die mij van jongs af aan heeft liefgehad en naar wie mijn hart uitgaat? En wie begrijpt mij? Wie is er die vraagt: Waarom ween je?
Hij, naar wie je hart uitgaat, Hij staat achter je! En Hij, naar wie je verlangt, is je al vooruit. Wil je Hem zien, dan moet je je omkeren. Wil je bij Hem blijven, dan moet je Hem volgen. Langzaam aan, onverwacht en ongedacht, ontstaat die verstandhouding, die alles in een ander licht zet. Die van de droefheid een stille blijdschap maakt, die van de wenende een lachende ziel maakt, omdat je naam genoemd is. Gehoord in je eigen oor: Maria! En ik, ach ik weet niets anders uit te brengen dan “Rabboeni”, mijn leermeester, mijn Gids…wijs mij de weg!!
En Hij zegt: “Geef mij nu je angst, ik geef je er hoop voor terug. Geef mij nu de nacht, ik geef je de morgen terug”.
Hij staat daar in de kleren van de tuinman. Het doodshemd en de lijkwade lagen netjes in het graf, dus je zou verwachten, dat Hij daar nu in zijn gloednieuwe Adamskostuum stond, maar, nee, toch niet… hij had het pak van de tuinman aangetrokken, als een soort over-all, want er is nog heel wat te schoffelen en onkruid te wieden en bomen te planten en wijngaarden aan te leggen. Want deze hof is wel het begin van de nieuwe aarde, maar nog lang niet de voltooide. De oude gaat voorbij, maar de nieuwe is in aantocht.
Deze ontmoeting in de hof is pure mystiek. Daar moet je eigenlijk niet teveel over willen zeggen. We moeten er meer over mijmeren, mediteren en dan, als we weer bij zinnen zijn, de broeders en zusters opzoeken en ons er over verheugen, dat zijn God ook onze God is. En dat geeft ons hoop en moed om zijn weg te volgen en de aarde trouw te blijven en de wereld als hof te bewonen en te bewaren.
De dood is van gisteren en het leven is van vandaag! Dat is de ongehoorde en onvoorstelbare boodschap van Pasen.