Overdenking gehouden op de Zondag van de Eenheid 21 januari 2018 in de Doopsgezinde en Remonstrantse (DoRe) Gemeente in Meppel n.a.v. Exodus 15: 1-6, 20-21.
Recht door zee
Inleiding:
Vanmorgen mag ik bij u voorgaan bij de opening van de Week van gebed voor de Eenheid. Lange tijd was het in Meppel traditie dat de voorgangers van de verschillende kerken bij elkaar voorgingen. Vandaag is dat ook zo, maar het zal wel de laatste keer zijn, nu de RvK zichzelf heeft opgeheven of gaat opheffen. Hopelijk komt er een alternatief voor de wijze waarop wij uitdrukking probeerden te geven aan verbondenheid met elkaar.
Ik wil vanmorgen de liturgie volgen, die is opgesteld door de Raad van Kerken in Ned. in samenwerking met christenen in het Caribische gebied. De hoofdlezing is de bevrijding van Israël uit Egyptische slavernij en de doortocht door de Rode Zee, eindigend met het loflied van Mirjam. M.n. voor de gelovigen in het Car. gebied een inspirerende lezing, omdat zij er zichzelf gemakkelijk in kunnen herkennen, omdat zij ook eeuwenlang als slaven werden behandeld. Uiteindelijk kwam wel de afschaffing van de slavernij tot stand, maar dat betekende nog niet het einde van onderdrukking en achterstand.
De inleidende teksten, liederen en gebeden volg ik dus vanuit deze handreiking. Zo ontstaat er ook verbondenheid met andere gelovigen in andere kerken, die hetzelfde doen. Wel zal er een grote diversiteit aan interpretaties en toepassingen zijn n.a.v. de lezingen, maar dat is te danken aan de vrijheid van de Geest, die waait waarheen zij wil. Zo is de overdenking ook geheel van eigen hand.
Het verhaal van de bevrijding uit die arbeiderswoning daar in Egypte is eigenlijk te beschouwen als een voorbeeld-ig of metaforisch verhaal. Je kunt er allerlei historisch onderzoek naar doen en je wilt misschien weten, wanneer nou e.e.a. precies gebeurde en welke farao toen heerste en of die zee nou werkelijk zo doormidden spleet – en hoe kan dat nou en zo? – maar dan doen wij onszelf en het verhaal tekort.
Als wij zo’n bijbelverhaal te lezen krijgen moet de vraag niet zijn: is alles precies zo gebeurd als dat het opgetekend is, maar zou de vraag moeten zijn: kan ik, kunnen wij deze ervaringen van Israël meevoelen en meebeleven in ons eigen leven. Kunnen we iets van slavernij in ons eigen leven herkennen. Hoe kun je daar aan ontsnappen en is het wellicht een ‘narrow escape’. En hoe vertel je dat aan anderen? Hoe uit je je vreugde daarover en je hoop? Kan dit verhaal uit Exodus als een voorbeeld gelden. En schrijf je de bevrijding uiteindelijk toe aan God of is dat ook ‘risky business’, omdat dat al zo vaak gedaan is en lang niet altijd tot meerdere eer en glorie van God. Of wil je heel andere motieven inbrengen en schrijf je je voortgang vooral toe aan jezelf, of de omstandigheden, je eigen doorzettingsvermogen e.d.
M.a.w. ik zou kunnen zeggen: voor wie wordt er een standbeeld opgericht? In alle tijden hebben mensen behoefte gevoeld om een standbeeld op te richten, in welke vorm dan ook. Aan het eind van dit bijbelgedeelte wordt ook een standbeeld opgericht door Mirjam in de vorm van een lied. Dat is een eerbetoon aan God, die als de ultieme Bevrijder wordt gezien. Het was niet ten gevolge van onze eigen inspanningen en ook niet de strategische inzichten van Mozes waren doorslaggevend en ook niet traagheid van de Egyptische troepen, maar het was meer een samenloop van omstandigheden, die harde oostenwind precies op dat moment, het was ook de kleine voorsprong die wij hadden, het overwicht van Mozes…en noem alles maar op, wat je kunt bedenken, maar uiteindelijk valt onze mond toch open van verbazing en verwondering en beginnen te zingen: Hij was het!
Maar een standbeeld, in welke vorm dan ook, is niet ongevaarlijk. Want het knarst in de oren en bijt in de tong om God zo luidruchtig te bezingen als een Oorlogsheld, als een generaal, die de troepen van de tegenstanders in de zee laat verdrinken. Hé, Mirjam, heb je daar wel eens aan gedacht?
Zeker in doopsgezinde oren moet dat klinken als vloeken in de kerk (of: de Vermaning)!
Maar ook andere standbeelden zijn aanvechtbaar en hun bestaansrecht wordt momenteel alom aangevochten. M.n. ook die in verband staan met het thema van vanmorgen, waarbij in het bijzonder wordt stilgestaan bij het slavernijverleden van de mensen in het Caribisch gebied.
Ons eigen zgn. zeehelden- en koloniale verleden heeft heel wat standbeelden opgeleverd en ook namen van straten en tunnels, van Coen tot van Heutz e.a. en we beginnen er steeds meer mee in ons maag te zitten. Ineens – of langzaam aan – begint het door te dringen dat onze glorie ook een heel andere kant heeft: één van onderdrukking en uitbuiting, slavernij en discriminatie. Het trotse en parmantige zelfbeeld komt onder druk te staan en dat is alleen maar goed, denk ik.
Recht door zee! Dat is altijd belangrijk, weten waar je vandaan komt en waar je heen gaat. Een wonderlijke weg. Een onmogelijke weg, eigenlijk, die toch begaanbaar blijkt en leidt tot vreugde en blijdschap, maar ook tot inkeer en zelfkritiek.
Zo brengt zo’n bijbelverhaal ons bij onze eigen geschiedenis, bij ons reilen en zeilen, ons falen en dralen – en de mensen van de Cariben zien we niet langer meer als werknemers en afnemers van onze producten, nee wij zullen elkaar niet meer inschatten op economische waarde, maar op intrinsieke waarde, alle mensen als beelddragers van God, vrienden en broeders en zusters in Christus. Daar zullen wij om bidden en daar werken wij ook samen naar toe!