Preek gehouden op de 5e zondag na Epifanie (8 februari 2015) in de Grote- of Mariakerk te Meppel n.a.v. 1 Korinthe 9: 24-27. De Heilige Doop wordt bediend aan: Eloise Charlotte van der Wijk, Rick Fedde Lucas Boerhof en Karlijn Petra Anne van den Dolder.
Bernd van den Dolder doet belijdenis van het geloof.
“In good shape”
Als u de laatste “Gaandeweg” hebt gelezen – en volgens mij wordt GW heel nauwkeurig gelezen – dan hebt u gezien, dat we ons vanmorgen in de sportschool gaan begeven. Misschien had u verwacht, dat ik mijn joggingspak aan zou hebben en sommigen van u hadden misschien hun sportschoenen al aangetrokken en de zweetband om hun hoofd gedaan. Ja, we gaan eens een beetje trainen vanmorgen. Lekker de spieren losmaken en een warming-up doen en dan lekker rondjes lopen – niet om de kerk, maar in de kerk.
“Wat krijgen we nou?”, denkt u misschien: “de kerk is toch geen sportschool?” Nou, juist vorige week stond er een interessant artikel in mijn krant over enkele Amerikaanse kerken - ik meen m.n. in Californië - , die sportprogramma’s aanbieden: je kunt daar de week door komen fitnessen, hardlopen, aerobicen enz. Of dergelijke activiteiten ook tijdens de kerkdienst plaatsvonden was mij niet helemaal duidelijk, maar aan de foto, die er bij stond te zien, was dat ook het geval. Misschien tijdens het zingen van een lied ritmisch meebewegen ofzo. Of voordat de preek begon even allemaal met de armen zwaaien...dan zit je beter in je vel...!
Het is een oude Griekse invloed, denk ik, u weet wel, de Grieken, die hun gymnasia ontwikkelden, waarin sport en denken, lichamelijke en geestelijke gezondheid d.m.v. oefeningen op peil werden gebracht en gehouden. Toen ook het Jodendom door de veroveringen van Alexander de Grote meer en meer onder die Griekse invloedssfeer kwam te staan, verzette het zich er hevig tegen. De Joden vonden deze overdreven lichaamsverering en naaktloperij (gymnos betekent naakt) maar niks. Die kritische of gereserveerde houding t.a.v. sport en lichaamsverering vind je nog steeds in bepaalde delen van de kerk. Sport en geloof verhouden zich tot elkaar als water en vuur, terwijl anderen juist een verbinding proberen aan te brengen, zoals bijv. in die Amerikaanse kerken. Want daar gaat men ervan uit, dat die lichamelijke inspanningen de geest juist ten goede komen. Jezelf afmatten brengt jezelf in hogere sferen: een gezonde geest zit uiteindelijk in een gezond lichaam. Zo simpel is het.
Maar we hebben het tot nu toe alleen maar over de training van het lichaam gehad, maar er bestaat ook zoiets als een mentale of spirituele training. En de kerk en dan m.n. de kerkdienst is zo’n plek om die training vorm te geven. Van de week las ik ook een boeiend interview met een boeddhistische monnik, Matthieu Ricard geheten, die zei het volgende: “We vinden het normaal, dat je naar school gaat om een beroep te leren. En om je lichaam te trainen ga je naar de fitness. Maar als het om menselijke kwaliteiten gaat, veronderstellen we dat het allemaal vanzelf gaat. That’s stupid! Je geest vereist net zo goed training als je lichaam. Kinderen zouden bijv. op school meditatieles moeten krijgen”, zo opperde hij...”Je hebt je geest altijd bij je, dan kun je die beter maar zo goed mogelijk vormen”.
Als we nu ook de opmerkingen van Paulus in zijn brief aan de Korinthiërs erbij betrekken, dan kunnen we zeggen, dat ook de kerk zo’n oefenplaats is, een fitnessruimte om getraind te worden en een christen ‘in good shape’ te worden.
Misschien kunnen we wel constateren, dat het met de conditie van veel christenen nogal slecht gesteld is. Je hoeft ze maar even aan te sporen iets harder te lopen of ze worden al moe. Veel oefeningen lijken boven hun macht te liggen: een rondje om een Bijbelwoord lopen is vaak al teveel gevraagd. Toch is men wel sportliefhebber, zegt men dan, maar m.i. zit er toch een groot verschil tussen de sportliefhebber achter de buis op de bank en de spelers op het veld.
Wat zijn zo ongeveer de hoofdlijnen van het trainingsprogramma dan? Paulus heeft het over hardlopers en over boksers: de ene wil sneller zijn dan de andere en de andere wil sterker zijn dan zijn tegenstander. Het is echt een competitie daar in het stadion van Korinthe. Het gaat er Paulus niet om om de competitieijver aan te moedigen. Het gaat hem niet persé om de snelste tijd en wie de ander knock-out heeft geslagen. Het gaat Paulus om de mentaliteit, om de drive er het beste van te willen maken. Paulus verzet zich met kracht tegen de mentaliteit van de leunsteul-gelovige en hij spoort ons allen aan om er serieus werk van te maken, niet weg te dommelen in een feel-good-geloof, de kerkdienst ook niet alleen als een bakkie troost te willen ervaren, maar eerder als een oproep om een beter mens te worden, of anders gezegd: om vanuit het geloof je mens-zijn beter vorm te geven.
Ja, in de kerk zijn al vaker van die trainingsprogramma’s ontwikkeld. De bekendste zijn natuurlijk die van diverse kloosterorden, waarin men volgens strak ritme en vaste patronen zichzelf wil vormen tot gelovigen in optima forma.
Heel bekend zijn de Exercitia Spiritualia, de geestelijke oefeningen van Ignatius de Loyola geworden, die vrome man uit de 16e eeuw, die de stichter van de Jezuïetenorde werd. Ook binnen het protestantisme zijn dergelijke oefen-programma’s ontwikkeld en het is dan ook niet verwonderlijk, dat een kerkdienst een lange tijd een ‘godsdienst-oefening’ werd genoemd en een preek wel eens een ‘oefening’ heette. Maar die tijd van training en discipline lijkt voorbij; we spreken nu liever van een ‘viering’ en dan is het soms meer in de sfeer gekomen van ‘lang leve de fun’!
Maar Paulus herinnert ons vanmorgen toch aan het kerk-zijn en gelovige-zijn als een opgave, een programma om vorderingen in te maken, om een doel te bereiken, als iets wat ergens goed voor is, namelijk voor God, voor jezelf en voor de wereld.
Er is nu geen tijd en gelegenheid om een schets te geven van wat ik onder zo’n trainingsprogramma versta. Maar ik wil wel een enkele hoofdlijn aanduiden en vanmorgen kunnen we wel stellen, dat het programma begint met de Doop. Dat is het inwijdingsritueel, het lidmaatschapspasje van de sportschool van Christus. Daar begint het mee. Het is ook meteen een eerste aanmoediging: je kunt het! Want Ik, je Schepper en Bevrijder, Ik sta achter je en Ik ben je Trainer en Coach. Niet bang zijn, niet moedeloos worden, maar wees sterk!
En bij het trainingsprogramma hoort ook kennis nemen van de verhalen van andere sporters en hoe zij hun geloof beleefden en uitoefenden: de heiligen van weleer, uit de Bijbel en uit de geschiedenis van de kerk.
En je oefent je in de omgang met God in het gebed. En je oefent je in de omgang met de ander door jezelf uit het middelpunt te plaatsen en de ander uitnemender te achten dan jezelf. En je gaat Jezus leren kennen als je grote Voorbeeld en Vriend en het achter hem aangaan in zelfverloochening en kruisdragen en dat vereist enorm veel oefening en training. Het lijkt misschien allemaal zwaar en onmogelijk, maar wie dit trainingsprogramma serieus neemt en er helemaal voor gaat, die voelt zich opgelucht en een ander mens!
Waarom zijn mensen vaak zo chagrijnig? “Omdat ze vastzitten in de benauwde bubbel van hun ego”, zo stelde monnik Ricard en ik denk, dat hij gelijk heeft. Het trainingsprogramma van het geloof haalt je ook uit die bubbel en plaatst je in de volle ruimte van Gods zonneschijn en omdat je niet meer vol bent van jezelf word je – bij wijze van spreken – doorzichtig, zodat mensen door jou heen God leren zien als de volmaakte en oneindige Liefde.