It's up to you!
Preek gehouden in de Catharijnekerk te Heusden op de 2e zondag van de Voleinding 15 november 2020 n.a.v. Markus 10: 17-31
It’s up to you!
Zomaar uit zijn drukke bestaan, uit zijn alledaagse beslommeringen, uit zijn vragen over geld en economie, komt deze rijke jongeman terecht aan de voeten van Jezus. Want hij heeft een vraag.
Dat is al heel bijzonder eigenlijk. Wij denken vaak, dat mensen, die rijk zijn geen vragen en zorgen hebben. Het Zwitserleven is probleemloos en oeverloos: een zee van tijd, zwemmen in je geld en alles voor mekaar. Wat wil je nog meer?
Nou, dat horen we de man zelf zeggen: hij zegt: Goede meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te be-erven?
Is dat een rare vraag? Sommige mensen zullen misschien zeggen: Ja, dat is een rare vraag, want hij heeft toch alles wat zijn hart begeert. Waar tobt hij over…een mens leeft maar 1x en als je dan zo kunt leven als deze man dan mag je je handen wel dichtknijpen.
Anderen zullen wellicht zeggen: het is helemaal geen rare vraag, want ieder mens is meer dan wat hij heeft. Deze man vraagt zich af, wie hij is, werkelijk is. Kan hij bestaan voor God? Heeft zijn leven zin en toekomst? Daar maakt hij zich zorgen om, om zijn hachie, zijn hart, zijn werkelijke leven. Wat is mijn leven echt?
Ik geef toe, het is geen alledaagse vraag en veel mensen stellen deze vraag niet meer op deze manier. Ze zullen eerder vragen: wat heeft mijn leven voor zin? Of – nog korter – is dit alles? Maar deze man is opgevoed in de joodse traditie en hij formuleert zijn vraag op deze manier. Is er iets dat mijn leven overstijgt? Is mijn leven voldaan als ik alles heb – of is er meer – of iets anders? Misschien had hij toevallig een uitspraak van Jezus opgevangen, die gezegd had: wat baat het een mens de gehele wereld te winnen, maar schade te lijden aan zijn ziel.
En dat had hem wellicht aan het denken gezet. Of misschien was hij wel eens depressief of somber gestemd en had hij zich afgevraagd: ik heb alles, maar wie ben ik? Ben ik wel echt gelukkig?
Maar hoe dan ook: hij komt met deze vraag – die op vele manieren gesteld kan worden – wat moet ik doen om het eeuwige leven te be-erven? Om eeuwig leven te be-erven (er staat in de grondtekst geen lidwoord). Juist in deze weken van de Voleinding is dat een serieuze vraag.
Die vraag wil ik proberen een beetje uit te pellen, want ik heb gemerkt dat er een paar haken en ogen aan zitten.
Allereerst lijkt de vraagsteller niet goed te beseffen, wat be-erven inhoudt. Een erfenis valt je namelijk toe, daar hoef je niks voor te doen. Je krijgt een erfenis, meestal omdat je de zoon of dochter bent van je overleden vader of moeder. En ook het zoon of dochter-zijn is je overkomen…daar heb je niets voor hoeven te doen. Dus, als je vraagt: wat moet ik doen om te erven, dan heb je niet goed in de gaten, hoe het eigenlijk zit. Je kunt jezelf niet opwerken tot een zoons- of dochterpositie. Dus met de opening, “wat moet ik doen?” vliegt de vraag al uit de bocht. Let op, jongeman, een erfenis valt je toe!
En dan is er nog iets, waarmee hij naar voren komt, waarbij wij onze vragen en onzekerheden hebben, namelijk wanneer hij begint te vragen naar het eeuwige leven.
Ik herinner mij nog goed, dat Harry Mulish een keer aan de tafel van Matthijs van Nieuwkerk zat, - het schoot mij te binnen toen er onlangs een programma op TV was, waarin vrienden vertelden, hoe hij 10 jaar geleden overleed. Maar goed, toen leefde hij nog en hij was in gesprek n.a.v. een (toen) voortijdig overlijdensbericht van de grote schrijver En zo kwam aan die tafel het gesprek op de vraag of er ook iets na de dood was…en dhr. Mulish zei zonder veel aarzelen, dat hij er niet aan moest denken: een eeuwig leven? Alsjeblieft niet! Denk je eens in, zei hij, 100 jaar leven is al een hele opgave, maar dan 200, 3000 jaar, 1 miljoen jaar en dat gaat maar door, 1.378.678 jaar …ja, iedereen aan tafel was werkelijk perplex over zoveel inzicht. Dat kon natuurlijk niet en het zou ook onwenselijk zijn…en zo werd de gedachte aan (het) eeuwig€ leven in een paar seconden weg geserveerd.
Ik had van de “ontdekker van de hemel” toch wel een zinniger antwoord verwacht. Het gaat toch bij het geloof in eeuwig leven niet om een vereeuwiging van dit leven. Het gaat niet om de voort-duur van dit leven tot in het oneindige. Dan hebben we het over onsterfelijkheid, maar dat begrip komt in de Bijbel niet voor. Daar is eerder sprake van opstanding, vernieuwing, eeuwig leven bij God. Herman Finkers zegt op z’n Twents, wanneer iemand overleden is: hij of zij is ‘oet de tied ‘ekommen’, hij is ‘uit de tijd’. M.a.w. de categorie ‘tijd’ is niet van toepassing op de eeuwigheid. Het lijkt een eindeloze tijd te zijn, maar het is eerder op te vatten als een voortdurend heden: alle momenten van tijd a.h.w. samengepakt in een eeuwig Nu. In de hemel worden geen jaren geteld, zou je kunnen zeggen…dichterlijk gezegd: ‘nooit gaat de gouden dag daar dicht’.
Maar het eeuwige leven moeten we niet alleen in verband brengen met ons bestaan na de dood. Het heeft namelijk alles te maken met ons leven, hier en nu. En gaat vooral ook over de vraag, hoe wij leven. Want zodra Jezus de vraag naar het eeuwige leven gehoord heeft, begint hij niet uit te wijden over de eeuwigheid na de dood, niet over verre oorden en onbereikbare idealen, hemelhoog en hemelsbreed, maar staat hij met beide benen op de grond en zegt: je kent toch de geboden, je weet toch hoe je moet leven? Doe dat en je zult leven!
Kunnen we Jezus volgen in zijn antwoord? Of zeggen ook wij: de geboden, ach, dat is vooral ballast en juk, ergernis en blokkade. De geboden zitten me eerder dwars dan dat ze een weg zijn tot het eeuwige leven. Hoe kunnen de geboden ons deel geven aan het eeuwige leven?
Wanneer komt je leven echt tot zijn recht en tot zijn bestemming, wanneer heeft ons leven kwaliteit en krijgt het zin en samenhang: wel, als het geleefd wordt naar de geboden van God.
Het gaat dan niet om een plichtmatig of wettisch volbrengen van een paar leefregels, maar dat de geboden van God in ons hart zijn ingeschreven en dat we helemaal van binnenuit doen wat God welgevallig is…dat we alles doen in en uit liefde tot God en tot onze naaste. Dat dat ons hele streven is; dat ons leven daarmee samenvalt en daaruit bestaat. Dat we als uit één stuk, totaal integer, de wil van God doen… wie zo leeft, heeft eeuwig leven. Niet “krijgt” het eeuwige leven als een beloning, maar zo te leven is het eeuwige leven, want zo’n leven is waardevol, vitaal en eindeloos goed.
De jongeman zegt: dat heb ik allemaal gedaan. O ja? Weet je dat wel zeker? En heb je dan ook de smaak van het eeuwige leven niet geproefd in het doen van de geboden van God?
Is er nog een uitweg uit deze impasse? Zoals de rijke jongeman te horen krijgt: verkoop alles wat je hebt en geef je hele bezit aan de armen – en kom achter Mij en volg Mij!
Maar nee, die prijs is te hoog. Dat is te veel gevraagd.
De jongeman – en wij allemaal – moeten leren los te komen van ons bezit, zeker wanneer dat ons bezit. Wij moeten loskomen van alles wat ons bindt en in beslag neemt, waardoor wij onvrij zijn en gevangen zijn in onszelf. Jezus wil deze jongeman oog laten krijgen voor de ander. Hij moet niet zo met zichzelf bezig zijn. Kijk eens naar anderen en wat kun je voor heb betekenen? Je zult eens zien, hoe je daar van opknapt.
Maar ga zo niet handelen vanuit een wettische gedachte, want dan bederf je alles weer. Doe het helemaal van binnen uit, en met het oog op de ander.
Dan heb je eeuwig leven – dan heeft je leven kwaliteit en zin. Dan kom je dicht bij de kern van wie je bent en zou moeten zijn. Dat heeft niets met duur en lengte van tijd te maken. Misschien is het u wel eens opgevallen, dat je diepste zelf geen tijd kent of heeft. Je lichaam wel, dat wordt met de dag ouder en ouder, maar jijzelf, wie je werkelijk bent, je bewustzijn of hoe je het maar noemt, is onveranderlijk en zou je eeuwig kunnen noemen. Dat heeft alles te maken met Gods presentie in ons, zijn Geest, die ons inspireert om te doen wat God welgevallig is..
Die jongeman dacht dat dat moeilijk en ondoenlijk was, maar hij vergiste zich. Door zo te hechten aan zijn rijkdom verloor hij zichzelf en miste hij de glans en de diepte van het leven. Hij had nog een lange weg te gaan om tot zichzelf te komen, maar één ding kon hij zeker van zijn en altijd op terugvallen, dat God – hier in de persoon van Jezus – van hem hield.
Ik haal even een uitspraak van Emmanuel Swedenborg uit de kast, een 18e- eeuwse theoloog, filosoof en ziener, geen kerkvader en ook her en der wel verketterd en verguisd, maar dat maakt allemaal niet zoveel uit, als wij horen wat hij zegt:
Zij die begiftigd zijn met liefde voor de Heer en met barmhartigheid voor de naaste, worden genoemd 'de gezegenden des Heren'.
In dit opzicht zijn zij begiftigd met de hemel en met eeuwige zaligheid.
Als we nog even naar het schilderij kijken dan zien we een uitnodigend gebaar van Jezus om de handen uit de mouwen te steken, maar je ziet de jongeman aarzelen, de blik afwenden. Zodra hij zou kijken in de liefdevolle ogen van Jezus of in die van de zorgende vrouw zal hij niet anders kunnen dan zich gewonnen geven en zou hij al iets kunnen proeven van (het) eeuwig(e) leven, hier en nu en voor altijd. Jezus lijkt tegen hem en tegen ons te zeggen: “It’s up to you”!
Waar is je geld goed voor?
Overdenking gehouden op de Bidstond voor gewas en arbeid op woensdag 13 maart 2019 in de Grote of Mariakerk n.a.v. Jesaja 55: 1-11 en Lukas 12: 15-21.
Waar is je geld goed voor?
Opa en oma pasten regelmatig op hun kleindochter Josien. Aan het eind van de dag brachten ze haar naar bed en omdat zij gewend was een avondgebedje op te zeggen deed zij dat toen ook. Behalve de vaste formuleringen voegde zij er soms ook zelf wat aan toe, zoals ook deze avond. Met stemverheffing zei zij ineens: “…en geef mij a.u.b. ook die nieuwe fiets, die oma mij beloofd heeft voor mijn verjaardag”. Toen zij klaar was met haar gebedje zei opa tegen haar: “He, Josien, waarom begon je ineens zo hard te praten? God is toch niet doof?” “Nee, dat weet ik wel”, antwoordde Josien, “maar oma wel!”
Deze mooie anekdote laat precies de dubbelzijdigheid van het gebed zien. Er zit een soort tweerichtingsverkeer in het bidden: naar God toe en naar onszelf. Bidden is niet vrijblijvend en brengt ons ook te binnen, wat ons te doen staat. Als wij bidden voor de armen zullen wij ons ook inzetten voor de armen en wegen proberen te vinden, die hun situatie verbetert. Daarom volgt op ieder voorbede-gebed in de eredienst altijd meteen daarna een diaconale collecte.
Als wij dan vanavond een bidstond voor gewas en arbeid houden dan richten wij onze gebeden tot God om zijn toewending naar ons en de wereld, om zijn zegen over gewas en arbeid, maar dat bidden maakt ons niet werkloos en doe-loos, maar het spoort ons juist aan om er ook zelf werk van te maken.
In de bidstond staan we stil bij ons werk en onze economie, bij ons inkomen en de verdeling daarvan, over hoe het toegaat in ons land en in de wereld met de rijkdom en de welvaart, de armoede en gevolgen van onze welvaart voor het klimaat en de toekomst van onze aarde.
Ineens komen we tot het inzicht, dat we niet eindeloos kunnen doorgaan met de aarde uitbuiten en het milieu belasten. Het zijn m.n. scholieren en jonge studenten die ons wakker schudden en met hun jeugdig enthousiasme en hun argeloze spontaniteit laten weten, dat het zo niet verder kan. Er moet iets gebeuren, we hebben maar één aarde. Natuurlijk kun je daar als oudere wel cynisch en sarcastisch op reageren en zeggen: ze hebben gewoon graag een vrije schooldag, of: kijk eens, wat een rommel ze achter laten. Laten ze eerst maar eens bij zichzelf beginnen. Zo kunnen we ons toch niet van hun pleidooi afmaken. Zij trekken aan de bel en we moeten ons daar iets van aantrekken, hoe dan ook.
Ik heb respect en bewondering voor jonge mensen, die soms onverbloemd de waarheid durven te zeggen en de gevestigde orde in een shock achterlaat. Zoals onlangs Rutger Bregman de economische top in Davos in verwarring achterliet, omdat hij glashard de hypocrisie van de deelnemers aan het licht bracht en zich afvroeg, hoe het toch mogelijk is, dat we hier bijeen zijn om over de toekomst van de wereld te praten en over de rampzalige gevolgen van CO2 uitstoot te praten en dat iedereen hier met z’n eigen privé vliegtuig is komen aanvliegen: wat een onzinnige verspilling van energie, zo zei hij daar…en, zo voegde hij er aan toe: wat zou het armoedeprobleem voor een groot deel opgelost kunnen worden als de rijken eens normaal belasting gingen betalen. Stop met die idiote belastingparadijzen in stand te houden en betaal gewoon mee. Daar hebben de samenlevingen wat aan. Typ ‘Rutger Bregman in Davos’ in bij Youtube en je ziet en hoort hem zelf…
Wat doe je met je geld? De profeet Jesaja legt die vraag ook voor: wat doen jullie met je geld? Waar geef je je geld aan uit? Hij ziet blijkbaar om zich heen, dat mensen hun geld uitgeven aan dingen, die onbelangrijk zijn, die geen diepe voldoening geven. Uiteindelijk zit je daar omringd door al je spullen en ben je van binnen triest en ongelukkig. Dan heb je alles en ben je toch niet gelukkig.
De profeet herinnert aan het woord van God als levengevend, zoals ook Jezus in de woestijn ontdekte dat hij uiteindelijk kon leven bij het woord van God alleen.
Wat heb je er aan, als je alleen maar verzamelt en bijeenbrengt en je mist ‘eeuwig leven’. Die rijke jongeman, die naar Jezus toekwam, had alles wat zijn hartje begeerde, maar toch was hij diep ongelukkig en daarom vroeg hij naar de weg naar ‘eeuwig leven’. Dat kon hij alleen maar bereiken en vinden als hij bevrijd werd van zijn bezit, waar hij zo aan vastzat. Hij was niet vrij, maar de slaaf van zijn bezit en zijn hebzucht. Pas als je daarvan loskomt vind je het eeuwige leven, zo zegt Jezus hem.
Wat doe je met al je geld? Nog meer zien te krijgen, beleggen en investeren, zodat het nog meer wordt? Zoiets deed die man, over wie Jezus die gelijkenis vertelt. Zijn schuren waren te klein geworden, dus er moesten nog grotere gebouwd waren, mega-schuren, mega-stallen, want de winsten klotsen over de drempels. Hij bouwde nog grotere schuren om er zeker van te zijn, dat zijn toekomst veiliggesteld was. Hij had een gegarandeerd zwitser-leven pensioen. Vast en zeker. Maar Jezus laat ons zien, dat dat in werkelijkheid een fantasiewereld is. Wat als je morgen doodziek bent en je leven aan een zijden draadje hangt? De man was vergeten, dat al zijn bezit in feite van God was en dat hij het allemaal slechts te leen had. Als hij het zo gezien had was hij rijk in God geweest, maar nu hij dacht dat het allemaal van hemzelf was verloor hij de grond onder zijn voeten en leefde hij in een hallucinatie. Word wakker, man, de enige zekerheid, die er toe doet is dat je weet, dat je rijk bent in God.
Wat doe je met je geld? Geef het eens weg! Dat was het advies van Jezus aan die rijke jongeman, maar daar zag hij geen brood in. Toch was dat een goed advies. Geef je geld aan goede doelen en instellingen, aan de kerk en aan de staat. Doe niet moeilijk over het betalen van belastingen, want zo dien je het algemeen belang. Belasting betalen is een manier om bij te dragen aan de welvaart en het welzijn van iedereen in de samenleving, waar ook jij toevallig deel van uitmaakt. Wees er trots op die bijdrage te kunnen leveren!
Wie zo leeft leeft zo vrij als een vogel in de lucht. Jezus verwijst ons naar de vogels en de bloemen, niet om ons zorgeloos te maken, maar om ons te leren onbezorgd te zijn, vrij en los van geld en bezit. Dan zijn we rijk in God.
In der Tiefe ist Wahrheit
Preek gehouden op de vijfde zondag van de zomer (16 juli 2017) in de Grote of Mariakerk te Meppel n.a.v. Lukas 5: 1-11
De titel van deze preek is ontleend aan de titel van de uitgave van de ‘Religiöse Reden’ van Paul Tillich in 1952
“In der Tiefe ist Wahrheit”
Hoe komt het toch, dat zoveel mensen een leegte en een gemis in hun leven ervaren? Je ziet en hoort het, wanneer je met hen spreekt. Velen verdringen die leegte door met alle macht in te gaan op verstrooiing en bezigheden. ‘Druk, druk, druk’ is dan wat je te horen krijgt. Zelfs de vakantie wordt voor velen een opeenstapeling van activiteiten, zodat er van rust en bezinning niets terecht komt. De uitdagingen en prikkels, waaraan wij blootgesteld worden – en m.n. jonge mensen hebben daar weet van – zijn zo overweldigend, dat men er overspannen of depressief van kan worden.
Wat een totaal andere sfeer roept het evangelieverhaal van vanmorgen op: een grote groep mensen aan de oever van het meer en Jezus, die hen toespreekt vanaf een bootje. Wat een vredig tafereel...
Of is dat maar schijn? Zou het niet zo kunnen zijn, dat wat hier verteld wordt precies aanwijst, waar het ons aan schort? Jezus verkondigt het Woord van God in verhalen en in uitbeeldingen om te laten zien, dat ons leven anders is dan wij denken. Dat hele verhaal van de zogenaamde ‘wonderbare visvangst’ is niet(s) anders dan aanschouwelijk onderwijs. Hij maakt op die manier duidelijk wat hij ook in gelijkenissen vertelt, namelijk dat in het Koninkrijk Gods alles anders is, in een ander licht komt te staan, het onderste boven komt.
Zo wordt meteen duidelijk, dat dat zogenaamde volle en drukke leven niets anders is dan een gapende leegte. En we werken en zwoegen ons te pletter en aan het eind van de rit moet je zeggen: wat heb ik nou eigenlijk gevangen, wat heeft het opgeleverd? Niet zozeer in materiële zin, want in die zin heeft jouw zwoegen en zweten vast wel wat opgebracht: je had elke maand je salaris op je bankrekening, dus dat zat wel snor. Nee, ik bedoel meer wat het heeft bijgedragen aan je mens-zijn of aan de samenleving? Gelukkig zijn er wel momenten, waarop je te zien krijgt, dat je werk in die zin iets betekent, maar grosso modo lijkt ons zwoegen en zweten meer op dat van de a.s. leerlingen van Jezus, die moeten erkennen: we hebben heel de nacht gevist, maar niks gevangen! Het heeft ons niets opgeleverd, we konden er niets van meenemen. Dat is natuurlijk een trieste constatering, die lijkt op die van de Prediker, wanneer hij het menselijk bedrijf gadeslaat en dan verzucht: het is allemaal lucht en leegte, alles is leegte.
Wie zegt dat eigenlijk? Ik niet, hoor. Als u denkt: hé, die dominee staat daar een beetje mijn werk en leven zwartgallig af te schilderen. Daar ben ik niet zo blij mee. Nee, voor alle duidelijkheid: ik ben het niet, die uw leven en werken weeg en ik ben het niet, die ervan zeg, dat het niets heeft opgeleverd.
Nee, u bent dat zelf. Iemand kan dat uitsluitend over zijn of haar eigen leven en zwoegen zeggen. En dat kan gebeuren, wanneer Iemand jou uitnodigt en zegt: gooi je netten eens in dieper water neer en vang vissen!
Dan kom je als vanzelf tot de erkenning: ik heb heel mijn leven mij al afgetobd om uit het leven te halen wat er in zit, maar het is me niet gelukt.
Dat geef je niet zo gemakkelijk toe, natuurlijk, maar die vreemde stem, die ons hart en ons oor heeft bereikt, maakt ons eerlijk en openhartig. Tegenover Hem durf ik toe te geven, dat ik niks gevangen heb, niks aan land heb gebracht.
Dat is een pijnlijke constatering, maar ook een bevrijdende. Iedere vorm van bluf en grootdoenerij is ineens belachelijk en volstrekt overbodig. Tegenover de Man aan de grote oever kun je je eigen failliet toegeven, omdat hij verder en dieper kijkt en oordeelt. Laat de netten maar dieper zakken.
Alles wat tot nu toe gezien en gezegd is blijkt toch oppervlakkig en niet alles te zijn. Er is meer!
Je moet eerst wat verder landafwaarts varen en naar diepere wateren afsteken. Je dacht eerst, dat je leven op een nulpunt was aangekomen, dat alles vergeefs en voorbij was; dat het geen zin had er verder nog iets van te verwachten, dat de toekomst hopeloos en uitzichtloos was en je gaf jezelf een onvoldoende en je vond je leven leeg en zinloos. Maar wat gebeurt er, wanneer Iemand zegt: heb je dat wel goed gezien? Is dat niet een oppervlakkige waarneming? Steek eens verder van wal en graaf eens wat dieper. Misschien zie je het niet meteen, en niet op het eerste gezicht, maar als je geduld hebt en je durft dieper in jezelf te kijken en je leven in een grootser perspectief te plaatsen, dan blijkt ook jouw leven vol van mogelijkheden en vol glinstering te zijn, precies zoals die grote hoeveelheid vis in de netten glimt en wriemelt. Zo is jouw leven. Rijk en overvol!
Het gekke is nu, dat dit nieuwe inzicht, dat je blij maakt en je versteld doet staan, je ook te binnen brengt, dat je ‘een zondig mens’ bent. Pas als je de overvloed en overmacht van de liefde en goedheid van God beseft kom je tot het inzicht, dat je leven on-af, onvolledig was, iets essentieels miste. Als het nieuwe leven jou opgaat in je oude bestaan dan betekent dat het begin van een voort-durend gevecht. Zeg maar tussen de oude en de nieuwe mens, tussen de mens, die je bent en de mens, die je zou moeten zijn en ook werkelijk bent. Die shock-ervaring van Petrus brengt dat aan het licht: hij is verbouwereerd en verbaasd over zoveel overvloed, dat zijn leven zo vol is en waardevol in Gods oog, dat hij het bijna niet aankan.
Je zou het een spirituele ervaring kunnen noemen, een bekeringsmoment, maar in het evangelie gaat het nooit om die ervaring op zichzelf. De Bijbel is beslist geen handboek voor spirituele groei of een gids voor spirituele hoogstandjes, waarin men zich kan bekwamen of vermaken.
Nee, het gaat altijd om de praktische consequentie ervan. Het leidt altijd ergens toe. Je moet er wat mee doen. Zo moet Petrus visser van mensen worden, een visserman voor God.
Die schare mensen aan de oever en die overvolle netten vissen verwijzen naar elkaar, zijn elkaars spiegel- of evenbeeld. En Jezus en Petrus en de andere leerlingen verwijzen naar elkaar: zoals Jezus aan het verkondigen was, zo moeten Petrus en de anderen dat ook doen.
Mensen vangen! Niet mensen strikken, niet met trucs en tricks proberen hen in jouw net te vangen, niet mensen overweldigen met jouw verhaal, niet mensen met argumenten overtuigen of een zetje geven in jouw richting.
Nee, zoals de vertaling van Pieter Oussoren het Griekse woord voor ‘vangen’ letterlijk vertaalt: vangen ten leven! De glans en glinstering van hun leven aan het licht brengen, hen weghalen uit de gebieden van de duisternis en de dood, hen lokken met het Brood des Levens, zodat ze beginnen te happen naar het Woord en daarvan opknappen en gaan leven, zodat ook zij de dieptedimensie in hun leven gaan opmerken en verbaasd zullen staan over de rijkdom van hun leven en de goedheid van God.
Zoals je ook zelf gevangen bent ten leven en je je ook telkens weer moet laten vangen in het netwerk van de kerk, d.i. die wereldwijde spirituele gemeenschap, die open staat voor de Geest, die waait waarheen zij wil. Waarbij je niet vantevoren weet waar je uitkomt en hoe de weg zal gaan, maar waarin je je altijd opgevangen weet en waar je je laat meeslepen door het Woord van het evangelie in de richting van het Koninkrijk Gods.