Logo dsCH 

smallbanner 2

Hier kunt u mijn weblog lezen
Hier publiceer ik mijn recente preken: reacties zijn altijd welkom! Zo kan deze weblog de functie van een voor- en nagesprek krijgen.
Als je wilt reageren op 'tekst en inhoud' van mijn weblog, klik dan op de titel van het betreffende artikel. Dan verschijnt een nieuwe pagina, waarop de optie "Reageer als eerste" staat vermeld.

line

maandag, 11 september 2017 15:12

Harry Kuitert uit de tijd

Harry Kuitert uit de tijd

 

Dat las ik vandaag in de krant. Althans, niet zozeer precies dit opschrift, maar wel dat hij onlangs is overleden, op zeer hoge leeftijd. Dan is hij “oet de tied”, zoals Herman Finkers in het Twents zou zeggen.

Maar ik las ook, dat Harry Kuitert’s theologie ‘uit de tijd’ is geraakt, omdat de nieuwe, jongere generatie theologiestudenten hem niet meer kennen. Zij laten zich ook niet meer door hem leiden of inspireren. Kuitert is voor hen iemand van vroeger. Hij stelde andere vragen dan zijzelf doen en in die zin is Harry Kuitert ook ‘uit de tijd’. Kuitert reageerde op de vragen van zijn tijd, van zijn generatie en dan m.n. die van de Gereformeerde Kerken, waarin hij predikant (later hoogleraar aan de VU) was en mee verbonden bleef.

Kuitert had een fijne antenne voor wat er aan de hand was in die kerk en traditie. Hij had een scherp oor voor de vragen, die er begonnen te ontstaan in een wereld, die eens zo stevig gefundeerd leek op Schrift en belijdenis, maar die steeds meer scheuren begon te vertonen en Kuitert deed er graag een schepje bovenop. Door sommigen werd hij daarom verguisd, door anderen juist vereerd. Hij heeft een proces van onttakeling begeleid met zijn scherpe pen en dito geest, maar hij heeft dat proces niet veroorzaakt, zoals sommigen meenden. Hij kon beschouwd worden als een katalysator, een ‘uitpeller’ van een geloofstraditie. Wat echter voor de één beangstigend was, was voor de ander bevrijdend.

Ik weet zelf nog heel goed, dat begin jaren 90 zijn “Het algemeen betwijfeld christelijk geloof” verscheen. In Leeuwarden heb ik hem er toen ook een keer over horen spreken en hoe fel de reacties van sommigen toen waren. Hij tornde aan zekerheden en vaste waarheden sneuvelden waar je bij stond.

Beroemd en berucht werd zijn uitspraak “Al het spreken over boven komt van beneden”. Daarmee bracht hij heel kort door de bocht op formule, dat alle theologie mensenwerk is. Hij nam hierin stelling tegen een in de gereformeerde traditie lange tijd overheersende “openbaringstheologie”, die stelde dat al ons spreken over God allereerst bij Hem begon en dat die kennis ons van Boven werd aangereikt.

Ik heb – eerlijk gezegd - moeite met beide standpunten. Ik vind ze allebei te rigoureus en te pedant. Bij Kuitert verdwijnt ieder besef van transcendentie en wordt geloof in God gereduceerd tot een zelf bedachte ‘act’. In de fundamentalistische openbaringstheologie blijft er weer veel te weinig ruimte over voor mijn eigen rol als ontvanger en dreigt het gevaar van iets te moeten slikken, iets te moeten accepteren waarvan men geen idee heeft. Autoriteitsgeloof kun je dat noemen.

Ik denk, dat ons spreken over God natuurlijk begint bij onszelf en bij onze verwondering over het bestaan. Ik moet daar ook begrippen voor gebruiken, die voorkomen in de menselijke taal. Dat zou ook niet anders kunnen. Maar ik kan over ‘God’ alleen maar in symbolische taal spreken, taal die verwijst naar een ‘hogere’ laag of naar de grond van het bestaan, in taal, die mijn hart opent voor het Ultieme, het Onkenbare, het Heilige.

Natuurlijk moet ik om het Hogere aan te duiden woorden en symbolen gebruiken, ontleend aan mijn omgeving en leefwereld, maar daarmee is niet gezegd, dat datgene waarnaar ik verwijs ook deel uitmaakt van of opkomt uit mijn denk- en leefwereld. Al komt mijn spreken over boven inderdaad voort van beneden, dat betekent niet dat mijn spreken over boven leeg en zinloos is.

Die suggestie heeft Kuitert met zijn uitspraak wel gewekt en dat heeft voor veel verwarring gezorgd. Als kritiek op al te zelfverzekerde en autoritaire uitspraken over God deed zijn uitspraak dienst als noodzakelijke correctie, maar op zichzelf staande lijkt mij zijn uitspraak ook zeer aanvechtbaar, zoals hierboven aangetoond.

Harry Kuitert was een heel rationalistisch denkend theoloog, die m.i. (in alle bescheidenheid)  te weinig oog had voor waar de woorden naar verwezen en verwijzen. Hij zong nog graag de Psalmen en het ontroerde hem te zingen “God die helpt in nood, is in Sion groot”. Kuitert erkent wel, dat het helpt om zo’n tekst te zingen als je in de piepzak zit, maar vervolgt dan dat God natuurlijk helemaal niet helpt in nood. In zekere zin heeft Kuitert hierin wel gelijk, als hij bedoelt, dat je na het zingen van zo’n lied je meteen van al je problemen af zou zijn of wanneer je verwacht, dat God op een wonderbaarlijke manier jou ineens van je ziekte geneest. Als volwassen gelovige moet je inderdaad loskomen van je geloof in een thaumaturgische God, maar daarom is het nog niet nodig om de hulp van God – op welke wijze dan ook – volstrekt te ontkennen. Misschien helpt Hij jou door je die regel te binnen te brengen. Ik denk, dat Kuitert ervaren heeft, dat het geloof steeds kaler is geworden, minder spectaculair, meer iets van jezelf, minder verheven en alledaagser. Misschien doet het zich wel aan je voor ‘onder de schijn van het tegendeel’, zodat je wel met die verwarde vader kunt roepen: ‘Ik geloof (o ja, nee toch?), kom mijn ongeloof te hulp!’

Je kunt een ui (je geloof en je traditie) uitpellen, zoals je een ui schilt (een vergelijking die vaak op Kuitert’s theologiseren van toepassing werd geacht) en, zo zei men dan, uiteindelijk houd je niks over. Toch wel, zou ik zeggen: ook het laatste snippertje is 'ui' en ook de geur aan je vingers en ook de tranen in je ogen: ze horen er allemaal bij!

 

Gepubliceerd in Blog
dinsdag, 27 december 2016 16:06

Dr. C. Steenblok 50 jaar geleden overleden

In memoriam Dr. Cornelis Steenblok

50 jaar geleden overleden

29 december 1966

 

Ik was dertien jaar oud toen en ik zat in de tweede klas van het gymnasium. Na mijn opa en oma was hij de derde dode die ik zag. Of eigenlijk de eerste, want toen mijn grootouders overleden was ik nog erg jong en ik kan mij er weinig van herinneren. Samen met mijn ouders bezocht ik de pastorie aan de Vredebest in Gouda om afscheid te nemen van onze ‘dominee’. Ik was een kind en voor mij was hij altijd de enige en echte dominee geweest. Ik kende geen andere en dat hoefde ook niet, want hij was er altijd (geweest), maar toen opeens niet meer. Alles leek ineens anders te worden, alles was voorbij.

Wat voorbij was gegaan dat was een gevoel van vanzelfsprekendheid en vertrouwdheid. Ik was een kind en ik wist niet beter en anders dan dat Ds. Steenblok onze dominee was en als ik bij mijn vader in de ouderlingenbank zat kon ik hem van opzij op de kansel zien, hoe hij stond te bidden en te preken en hoe hij met zijn enigszins hese stem de zegen uitsprak. Wat hij allemaal vertelde en verkondigde was mij volstrekt onduidelijk, onbegrijpelijk en niet toegespitst op het denk- en belevingsniveau van kinderen – en dat was ook niet erg, want ik had altijd een paar pepermunten in voorraad – maar wat ik tijdens die jaren, dat hij ‘mijn’ dominee was wèl meekreeg was een besef van ‘verheven mystiek’, van eerbied voor God en ‘het heilige’. In hoeverre dat te danken was aan zijn persoon en zijn manier van optreden is moeilijk te zeggen, maar zijn aanwezigheid in mijn jonge jaren heeft ongetwijfeld bemiddelend gewerkt in die zin, dat ikzelf een verband kan zien tussen beide. Hij was een man zonder capsones, bezat een grote eruditie (m.n. op het gebied van de theologie van de 17e en 18e eeuw), had een brede belangstelling (hij schreef het hele kerkblad vol en reageerde op allerlei gebeurtenissen in de wereld en de kerk) en hij stelde niet zichzelf, maar datgene waarvoor hij stond in de spotlights.

Als kind besefte ik dit alles (nog) niet, natuurlijk, maar mede dankzij de verhalen van mijn vader over hem, die hem jarenlang als ouderling van nabij had meegemaakt, ontstond er een beeld van hem in mijn geheugen, dat samengesteld was uit de genoemde componenten.

Ik heb hem niet alleen op de kansel bezig gezien (heel ingetogen en zonder veel opsmuk), maar ook in de kerkenraadskamer vóór de dienst – ik ging met mijn vader mee – en bij ons thuis, als hij op verjaarsvisite kwam bij mijn ouders en vanaf mijn 13e jaar tijdens het catechisatie-uur, maar dat was maar kort (van sept. 1966 tot november, toen hij steeds zieker werd en uiteindelijk eind december overleed). Hij was toen 72 jaar oud.

 

Dr. C. Steenblok is de (kerk)geschiedenis ingegaan als de stichter van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, (in 1953 ontstaan) in de volksmond de ‘uitgetredenen’ genoemd. In verband met een meningsverschil over de ‘gereformeerde leer’ was deze afsplitsing van de ‘gewone’ Gereformeerde Gemeenten ontstaan en Ds. Steenblok speelde daarin een cruciale en leidende rol.

Terwijl Steenblok oorspronkelijk uit een andere kerkverband afkomstig was, namelijk dat van de Gereformeerde Kerken, waarin hij als predikant was opgeleid (Theol. School Kampen) en ruim 9 jaar lang de gemeente Lopik gediend had (1926-1935). Ook daar had zich een meningsverschil voorgedaan, dat had geleid tot zijn ontslag of afzetting (officieel: emeritaat). Hij wijdde zich vervolgens aan de studie, die resulteerde in een promotie aan de VU (1941) over ‘Voetius en de sabbat’. Daarna zocht hij aansluiting tot de Gereformeerde Gemeenten en trad in 1943 toe en werd ook docent aan de Theol. School (in Rotterdam) van dat kerkgenootschap.

Hoewel hij geen ruziemakend of –zoekend karakter had – voorzover ik weet – is zijn loopbaan als predikant niet zonder strubbelingen verlopen en kenmerkt dat zich voor een deel door strijd en verharding van standpunten. Zijn streven naar rechtzinnigheid ontaardde eigenlijk in een soort eigenzinnigheid met alle gevolgen van dien. Het eigen inzicht, hoewel voor een deel gebaseerd op piëtistische voorgangers, werd op den duur gelijkgesteld aan ‘de zuivere waarheid’, die bewaard en verdedigd moest worden en de naam van het eigen kerkblad ‘De Wachter Sions’ sprak in dat opzicht dan ook boekdelen.

Pas later ontdekte ik de onhoudbaarheid en eenzijdigheid van zijn standpunten en moest ik eigenlijk met tegenzin vaststellen, dat het ideaalbeeld, dat ik van hem koesterde, helemaal niet zo ideaal was. Zijn te vèr doorgevoerde rechtzinnigheid en al te consequente redeneringen leidden niet alleen tot misverstanden, maar ook tot verduistering van het Evangelie, allemaal onbedoeld en ongewild, natuurlijk.

Maar dat is mijn beeld achteraf en nadat ik zelf mijn weg door de kerk ben gegaan, afwijkend van de zijne, maar nèt als hij ook in een ander kerkverband dan waarin opgegroeid.

Tot mijn 13e levensjaar was Dr. Steenblok ‘mijn’ predikant, mijn gidsfiguur en ‘held’. Ik was een kind, toen, en wist niet beter...

Ik kan mij de dag van zijn begrafenis in Gouda nog haarscherp herinneren: zijn catechisanten waren de eersten, die achter de baar aanliepen, via de singels naar de Goejanverwelledijk. Het was 3 of 4 januari 1967 en het was koud en sneeuwerig. Op de rouwbrief had een verwijzing naar Jesaja 54 gestaan: “Want dat zal Mij zijn als de wateren van Noach, toen Ik zwoer, dat de wateren van Noach niet meer over de aarde zouden gaan; alzo heb Ik gezworen, dat Ik niet meer op u toornen, noch u schelden zal”.

 

En toen ik daar op de begraafplaats stond te kleumen heb ik heel even de regenboog aan de grauwe hemel zien staan!

Onvergetelijk en troostend moment.

Vandaar ook deze korte terugblik en herinneringen na 50 jaar.

 

 

 

 

 

 

 

Gepubliceerd in Blog