Een robuuste kerk
Een robuuste kerk*
In de loop der eeuwen heeft de kerk – als instituut – zich op meerdere manieren gepresenteerd. Dat werd en wordt voor een deel bepaald door de wijze waarop men het Evangelie verstond, voor een ander deel door de situatie en de omstandigheden, waarin de kerk zich bevond. Tussen die twee ‘gegevens’ bestaat altijd een wisselwerking en een spanning. Soms is de kerk een duidelijk ‘tegenover’ t.o.v. de omringende cultuur, soms laat de kerk zich overrompelen door de omstandigheden en verliest zij veel van haar eigenheid.
Deze tijd van krimp en numerieke teruggang spoort ons aan eens kritisch naar onszelf te kijken en te overwegen hoe wij ons als kerk verhouden tot de ‘Umwelt’, waar wij natuurlijk ook zelf deel van uitmaken. Maar zijn we ons daarvan voldoende bewust en in hoeverre laten wij ons door het Evangelie leiden in onze houding daartegenover?
Als ik ‘een robuuste kerk’ boven dit stukje zet dan is dat een korte en krachtige samenvatting van hoe ik denk, dat de kerk er zou moeten uitzien in deze tijd.
Maar laat ik eerst kort schetsen, waar wij vandaan komen en in welke gestalten de kerk zich tot nu toe heeft voorgedaan.
We hebben een tijd gehad, dat de kerk een nationale gestalte had: de ‘gereformeerde kerk’ in de periode van de Republiek (1588-1795), daarna gecontinueerd in Hervormde Kerk in de 19e en een groot deel van de 20e eeuw. Men was een goed burger, wanneer men bij de kerk behoorde. Bij de kerk horen was geen keuze. Niet bij de kerk (willen) horen was een keuze!
Dan is de kerk ook een lange tijd een verenigingskerk geweest: de kerk in haar verzuilde gedaante. Gelijkgezinden en -gestemden vonden elkaar in de eigen kerk. De statuten en regels waren bekend en men diende er zich aan te houden, anders werd men geroyeerd als lid. De veelheid van kerken is daar nog een afspiegeling en restant van.
Daaruit en daarbinnen ontwikkelde zich de familiale kerk: de kerk was de kerk van opa en oma, van vader en moeder en daar hoorde jij dan ook vanzelfsprekend bij. Geloof was een soort erfstuk van de familie geworden. Men schoof met het hele gezin de kerkbank in. Tot halverwege de jaren 60 van de vorige eeuw was dat een gangbaar beeld: “toen was geloof heel gewoon”. Ook die tijd is voorbij.
Van alle gestalten heeft de huidige kerk nog e.e.a. overgehouden en daarom zou ik de tegenwoordige kerk een rest(anten)kerk willen noemen. Mogelijk en hopelijk ontstaat er vanuit deze rest-situatie een nieuwe kerk, waarbij we zorgvuldig moeten omgaan met wat er (nog) is en anderzijds ook de moed moeten hebben om de kerk te ‘re-shapen’ tot een robuuste kerk.
Dat is niet een kerk met macht en aanzien, dat is niet een kerk, die precies vaststelt hoe het zit (geen leerstellige, dogmatische kerk), dat is niet een kerk, waar het alleen maar gezellig is en een ons-kent-ons-sfeertje heerst. Nee, een robuuste kerk is een ‘rondborstige’ kerk, stoer en soft tegelijk, een kerk, die de navolging van Christus serieus neemt en die zich onderscheidt van alles en iedereen, kortom een kerk, die een verschil maakt, kritisch is en oprecht begaan met ‘underdogs’ en de handen uit de mouwen steekt. Een kerk, die er niet alleen op zondag is, maar juist door de week laat zien, Wie haar inspireert.
- De titel van dit stukje heb ik ontleend aan het boek van Stanley Hauerwas “Een robuuste kerk. De christelijke gemeente in een postchristelijke samenleving”.