In de Jordaan gebeurt 't
Preek gehouden in de Andreaskerk te Steenwijkerwold op zondag Epifanie 12 januari 2025 – De Doop van de Heer – n.a.v. Lukas 3: 21-22
Bij de Jordaan gebeurt ‘t
Toen wij nog hier in Steenwijkerwold woonden – ruim 25 jaar geleden - en dan regelmatig naar Steenwijk gingen om boodschappen te doen of wat dan ook, dan kwamen we in die tijd altijd langs een groot bord, waarop stond “In Steenwijk gebeurt ‘t”. Een fascinerende tekst, vond ik (vind ik nog), want het maakt je nieuwsgierig. Wat gaat er gebeuren dan? En wanneer precies?
Zoiets lijkt ook Lukas te willen zeggen, zo van: “Bij de Jordaan gebeurt ‘t”. Of preciezer: “In de Jordaan gebeurt ‘t”.
Wat daar gebeurt is niet alleen maar geschiedenis, maar wat daar gebeurt raakt alle tijden en alle mensen, ook ons, nu wij hier zo op de vroege zondagmorgen bijeen zijn. Op deze zondag Epifanie, wat zoveel betekent als: vanaf nu gaat Jezus zijn werk en zijn loopbaan aanvangen, horen wij: er staat iets te gebeuren!
Mensen stoten elkaar aan en zeggen: heb je het al gehoord? In de woestijn, bij de Jordaan gebeurt ‘t! Daar staat iemand te oreren waarvan je oren zullen tuiten. Hij is zo’n figuur uit de oude doos, zou je kunnen zeggen, niet van deze tijd. Johannes is zijn naam, wat zoiets als “God is genadig” betekent.
Als we letten op het verhaal van zijn verwekking en geboorte dan springt in het oog, dat zijn ouders oud en der dagen zat waren. Zijn ouders Zacharias en Elizabeth waren prima mensen, niets op aan te merken, om door een ringetje te halen, maar het waren geen mensen waar je baanbrekende veranderingen van kon verwachten. Integendeel, zij wilden vooral alles bij het oude houden. Dat gold voor hun manier van leven en hun manier van geloven: heel traditioneel en strikt volgens de regels. Uit die oude en verkrampte werkelijkheid komt Johannes tevoorschijn. Je zou hem kunnen typeren als de laatste der boetvaardigen, nog één keer een steekvlam van de mensen bij de les zien te krijgen, nog één keer het boetekleed aan en het oordeel aanzeggen en de mensen schrik aanjagen – want, let op: Gods geduld is op!
Zo staat Johannes daar als een soort scharnier tussen oud en nieuw. Hij lijkt te voorvoelen dat er een kantelpunt aanstaande is. Hij lijkt wel aan te voelen dat donderpreken alleen de wereld niet zullen kunnen redden. Oproepen tot bekering, hoe goed ook bedoeld, hebben vaak maar weinig effect.
Wat nodig is is een radicaal nieuwe start. Zie, het oude is voorbijgegaan en het nieuwe is aangebroken.
Bij en in de Jordaan gebeurt het! Hier op dit grensgebied tussen wat was en wat komen moet, op dit grensgebied tussen ‘we gaan met z’n allen naar de bliksem’ en ‘het zal mijn tijd wel duren’ – hier op deze plek van overgeleverd zijn aan de machten en hopen op nieuw leven en nieuwe toekomst – hier nodigt Johannes ons uit één stap voorwaarts te zetten. Ik aarzel, want kan ik daar wel staan en heb ik dan wel grond onder de voeten? Kom, zegt Johannes, niet bang zijn: je gaat kopje onder, je gaat er onderdoor met huid en haar, maar aan de andere oever sta je als nieuwgeboren op uit de dood.
Ja, want in de symboliek van de doop, die de eigenlijke werkelijkheid glashelder uitbeeldt, zien wij het gebeuren, dat God genadig is, zijn mensheid opnieuw kansen geeft om waardig te leven. Een nieuwe kans, laat je nergens op voorstaan, je bent net als iedereen, maar jij durfde je oude bestaan los te laten en jij had de moed om opnieuw te beginnen.
Maar kunnen we dat ook, één voor één? Is het waagstuk niet te riskant? Kan ik het wel volhouden en wat helpt mijn kleine bijdrage in een tijd van verloedering en gemakzuchtige oordeelvorming? Terugval ligt op de loer en de grenzen van het mogelijke zijn gauw bereikt. Je kunt wel tegen de tollenaar zeggen: hé, niet meer stelen van de armen, hè – en tegen de soldaat: niet meer plunderen, hè. Betekent dat eigenlijk niet dat hun totale bestaan op z’n kop komt te staan? Hoe ziet een nette tollenaar er uit en een vredelievende soldaat? Toch moet het die kant wel op, dat beroepen en houdingen totaal en radicaal veranderen, zodat Jezus uiteindelijk zelfs kan zeggen: heb je vijanden lief! Dat is de paradox van de liefde: want zodra je je vijand liefhebt is hij geen vijand meer, maar is hij mens, medemens.
Die radicalisering vindt ook plaats in de woestijn, bij de Jordaan, als Jezus zich daar aanmeldt.
De mensen zijn moe van alle zwaarte van het bestaan en zij geven gehoor aan de oproep van Johannes, die zegt: “laten we a.u.b. opnieuw beginnen en ons bezinnen” – ja, kom maar hierheen, roept een vreemde apostel in de woestijn, en hij dompelt ieder, die komt, kopje onder en als opnieuw geboren staan ze op de oever van de nieuwe wereld en beginnen een ander leven. En Jezus onttrekt zich daar niet aan, maar ook Hij gaat kopje onder! De Jordaan in, een afgang, want dat betekent ‘Jordaan’.
Hij, de Man uit Nazareth, gaat met ons mee, de diepten door. Hij gaat niets uit de weg, waar ook wij langs moeten: langs de richels van het mens-zijn, langs de poorten van de hel, over de hoogten van geluk en welbevinden – Hij weet wat leven is. Samen met ons staat hij midden in de afgang! En de hemel springt open en zegt: Hij is nou echt iemand naar mijn hart!
We moeten nu natuurlijk geen domme vragen gaan stellen, zoals: was die stem zintuiglijk waarneembaar, maar we moeten het meer opvatten als een plaatje, een tekstwolkje in een afbeelding, waarmee iets duidelijk wordt gemaakt.
En daarom neem ik u nu nog even mee naar Gouda, naar de St. Janskerk daar – genoemd naar en gewijd aan Johannes de Doper, waar op één gebrandschilderd raam de Doop van Jezus door Johannes wordt afgebeeld. Het is een gigantisch groot raam, wel 10 meter hoog, en geplaatst als eerste raam in de kerk in 1555, toen de kerk nog een katholieke kerk was, aan de oostzijde. Kijk, zo wilde men zeggen: van hier gaat het licht op. Zodra de zon haar eerste stralen laat zien komt dit tafereel aan het licht.
Er is heel veel op te zien, te veel om in detail bij stil te staan. Maar wat opvalt zijn de vele mensen, allemaal droog- en blootsvoets – zoals ook bij de eerste doortocht door de Jordaan richting het Beloofde Land – Wat ook opvalt is, dat God in de hemel wordt afgebeeld (toen de kerk protestants werd is die figuur weggehaald en opgeborgen op een onvindbare plek en vervangen door een paar sterren, maar eind 19e eeuw toch weer teruggevonden en halverwege de 20e eeuw weer teruggeplaatst) , die zijn stem doet uitgaan als in bliksemschichten en die via de duif Jezus bereikt. Als in een tekstbalk staat te lezen: “Jij bent mijn geliefde zoon, in jou heb Ik welgevallen”. Maar kijk goed, diezelfde woorden (be)treffen ook anderen: Jezus is weliswaar de unieke zoon van God, maar ook wij mogen kinderen van God heten.
Nu afb. 2 (detail).
Maar er is nog iets: rechts in beeld zien wij twee engelenfiguren, die met elkaar spreken ongetwijfeld over de doopgang van Jezus, maar die ene houdt zijn kleding vast. En dat is een paars gewaad. Dat is opvallend en veelzeggend, want een doopkleed is altijd wit, maar van Jezus is het paars. En dat is een verwijzing naar zijn lijden en sterven, want paars is de kleur van de 40-dagentijd. M.a.w. zodra Jezus aan zijn roeping begint zal dat leiden tot afgang en ondergang, maar de dood zal het laatste niet zijn, want, kijk, Hij komt op uit het water en staat op uit de dood en betreedt nieuw land.
Op dit detail zien we Jezus opkomen uit het grauwe Jordaanwater, dat het gemodder en geknoei van het menselijk bestaan verbeeldt. Daarin heeft Hij willen delen en in solidariteit met ons allemaal heeft Hij dit alles op zich genomen en als het Lam Gods heeft Hij de zonde der wereld gedragen. Van de stem lijkt hij niets te horen, Johannes wel, die kijkt naar boven en wijst naar Jezus. Wonderlijk en fascinerend, hoe men toen een Bijbelverhaal las en verstond.
Laten wij nu gesterkt en bemoedigd door deze woorden en beelden onze geloofsweg vervolgen en bij alle teleurstellingen en tekorten altijd denken: wij gaan niet alleen, want Hij die zich liet dopen is dezelfde als Hij in Wiens Naam wij zelf gedoopt zijn.