Miss Perzië steekt haar nek uit
Preek gehouden op de 5e zondag van de zomer 21 juli 2019 in de Grote of Mariakerk n.a.v. Esther 5
Miss Perzië steekt haar nek uit
Uit de oude doos heb ik het verhaal van Esther opgediept en wat afgestoft. Ik spreek inderdaad liever over het verhaal van Esther dan over de geschiedenis van Esther. Wat in dit boekje verteld wordt heeft wel alles te maken met de geschiedenis van het volk Israël, toen en de eeuwen door, maar stijgt daar ook bovenuit en kan vervolgens dienen als een samenvatting en typering van de geschiedenis van het Joodse volk: - bedreigd en bevrijd – zoals je de kern van dit boekje zou kunnen samenvatten.
Het verhaal speelt zich af in het Perzische rijk, - het domein van de 1001 nachten - dat geregeerd wordt door koning Ahasveros. Ons verhaal lijkt ook wel wat op een sprookje, eigenlijk. Alles vindt plaats in en rond het paleis van de koning. Ik stel me voor, dat we het boekje Esther (ook) zouden kunnen lezen als het script van een toneelstuk of een film.
De eerste scène speelt zich af in het paleis en de decorstukken worden aangebracht: een grote balzaal, een heleboel gasten, veel eten en drinken en vooral veel wijn. De koning is drie jaar aan de macht: dat is wel een feestje waard.
De stemming wordt steeds vrolijker en baldadiger en het gesprek gaat steeds meer over vrouwen en hun schoonheid. En zo wil de koning wel eens voor de dag komen met zijn vrouw, koningin Vasthi. “Ik zal haar even ontbieden”, roept hij met z’n dronken kop, dan kunnen jullie haar allemaal bewonderen. Ze zal alleen haar koninklijke hoofdsieraad op hebben, verder niets! Alle mannen verheugen zich op haar komst, maar koningin Vasthi komt niet. Ze weigert glashard en – zo denken wij – groot gelijk had ze. De redenen waarom zij niet wilde komen moeten we zelf bedenken. Misschien vond ze zichzelf niet mooi genoeg meer; ze werd ook een dagje ouder en e.e.a. begon misschien wat te lubberen – en ze dacht: dan slaat de koning toch ook een figuur, als hij mij aanprijst als Miss Perzië. Of zij vond het beneden haar waardigheid om zomaar alleen als pronkstuk te komen opdraven. En gelijk had ze!
Natuurlijk is dat tegen het zere been van de koning. Voor hem is meteen de kous af: Vasthi mag geen koningin meer zijn. En zo moet de les voor alle bewoners van het rijk zijn: mannen, zorg er voor dat je vrouw je niet de baas wordt. Korte metten met dat soort fratsen! Laat het een wet van Meden en Perzen zijn: mannen zijn de baas!
Hmm…dat zullen we nog wel eens zien, zo hoor ik de verteller gniffelen.
Er moet een nieuwe koningin komen. Daar moet naar gezocht worden, je kunt solliciteren, en de belangrijkste vereiste is, dat je mooi bent. Er draaft een heel regiment mooie meiden op en één van hen is Hadassa, ook wel Esther genoemd. Een bijzonder meisje, mooi om te zien, maar ook van een bijzonder volk, zij was een jodin. Haar ouders leefden niet meer en haar oom had haar geadopteerd: Mordechaï heet hij. Hij vindt het een goed plan, maar zo zei hij tegen Esther: je moet niet zeggen dat je een jodin bent, hoor! Dat kan in je nadeel werken.
En na een grondige beautybehandeling wordt uiteindelijk Esther gekozen en mag zij de nieuwe koningin worden.
Dan wordt zo maar tussendoor even gemeld, dat Mordechaï een keer het leven van de koning had gered – hij had een aanslag verijdeld. Het werd opgeschreven in de annalen, maar verder niks: er kon zelfs geen bedankje af.
En er komt nu ineens een heel ander figuur op het toneel: Haman heet hij. Zo’n figuur met een dikke stierennek, zo’n patser, die denkt dat hij heel wat is. Uit de familie van de Amalekieten en wie dat hoort verschiet al van kleur. Dat belooft niet veel goeds. Jodenhaters zijn dat, antisemieten tot op het bot. Deze Haman wordt benoemd tot rijkskanselier, een hele hoge functie krijgt hij. Hij vindt dat iedereen voor hem moet buigen als een knipmes, ja hem moet eren als was hij een god. Mordechaï, die altijd bij de poort zit om een oogje in het zeil te houden voor zijn nichtje Esther, weigert dat. Hij buigt wel een beetje, maar niet overtuigend genoeg naar de smaak van Haman.
Dan komt Haman er achter dat het om een Jood gaat. Zijn analyse is kort maar krachtig: alle joden moeten uitgeroeid worden. Zij zijn een smet voor de natie; het zijn staatsgevaarlijke lui. Weg met hen!
Haman bespreekt het met de koning en die vindt het ook een goed plan – alleen moet nog gezocht worden naar een geschikte datum. Dat wordt bepaald door het lot: Poer heet dat. Gooien met steentjes, kaarten leggen en naar de sterren kijken, dat zijn zo de methoden om daar achter te komen. En Haman heeft uiteindelijk de goede dag en maand gevonden: de 13e van de 12e maand. Dat zal de dag van de totale uitroeiing worden.
En als Mordechaï dat hoort is hij ten einde raad. Is er nog ontkomen aan? Is er nog hoop? Wie kan aan de greep van Haman ontsnappen? Mordechaï vestigt zijn hoop op Esther. Als Esther nu eens een goed woordje doet voor de Joden bij de koning. Dan kan het lot, het noodlot, misschien nog worden afgewend.
Wil je dat doen, Esther? Maar Esther zegt: ik ben al in 30 dagen niet bij de koning geweest. De laatste tijd vindt hij kennelijk andere vrouwen leuker. Maar misschien roept hij me binnenkort weer…ja, maar daar kunnen we toch niet op wachten…doe a.u.b. iets! Nu!!
En dan trekt Esther haar stoute schoenen aan en haar mooiste gewaad en met een bevend hart nadert ze tot de koning en ze denkt: kom ik om, dan kom ik maar om! Ik heb geen andere keus en wie weet…
orgelspel
Misschien denkt u, net als ik, nou, dit is een mooi verhaal, een intrigerend toneelstuk, en wat is het precies voor een stuk: een tragedie of een komedie? Maar wat moeten wij er mee aan?
Ik zou vanmorgen de vinger willen leggen op het punt van de ontwikkeling van Esther, van meisje naar zelfbewuste vrouw. Zij maakt een ontwikkeling door, die we ook wel kunnen herkennen bij onszelf en die ons ook kan inspireren om bij onszelf te rade te gaan of wij iets van haar bij onszelf herkennen.
Zij begint eigenlijk heel kwetsbaar en getraumatiseerd: als een meisje, dat haar ouders al jong verloren heeft en dan bij een oom moet gaan inwonen. Een lieve oom, daar niet van, maar toch…zou ze echt gelukkig geweest zijn? En dan ook nog in een vreemd land, tweede generatie allochtoon: wat doe je met je culturele en religieuze achtergrond in zo’n ander land? Aanpassen of juist je eigen identiteit onderstrepen?
En ze zit een beetje onder de plak van haar oom. Hij beslist eigenlijk hoe ze moet leven en waar haar toekomst ligt. Esther, ga jij dat maar doen…Esther, probeer dat maar eens…solliciteer maar bij de koning. Dat zou een mooie baan voor je kunnen zijn: koningin van Perzië worden. Ben je wel goed bij je hoofd, oom Mordechai….nou ja, als u het zegt, zal ik het doen…en zo meldt zij zich aan voor de voorrondes van de beautytest.
Ja, mooi was ze en dat wist zij ook zelf wel. Daar lag haar kracht.
Maar is dat een leven: alleen maar mooi zijn en gewaardeerd worden vanwege je schoonheid? Wie ben je dan eigenlijk? En wat gebeurt er als je ouder wordt en misschien minder mooi wordt of wordt gevonden? Dat is een vraag waar veel vrouwen – en ook mannen, trouwens - mee worstelen en velen zoeken een oplossing in chirurgie en andere kunstgrepen. Maar misken je zo niet de betekenis van je eigenheid…die valt toch niet samen met je uiterlijk en je vitaliteit?
Dat is de volgende fase in het leven van Esther. Zij krijgt een andere rol toegespeeld. Niet langer alleen maar mooi wezen, maar goed zijn! Op een gegeven moment wordt iets van haar gevraagd…voor haar volk, een inzet, een betrokkenheid, die beslissend zal kunnen zijn voor haar zelf en voor haar volk.
En daar moet ze diep over nadenken. Wat moet ik doen: zal ik me stil houden en afwachten wat er gebeurt of zal ik mijn stem verheffen en mijn best doen om het ergste te voorkomen.
Zij doet het laatste en zo wordt zij van ‘koningin Beauty’ koningin “Ik zal er zijn”. Met inzet van eigen leven waagt ze zich aan de redding van haar volk.
Ik vind dat een voorbeeldige ontwikkeling. Misschien kunnen en willen wij ook ons eigen leven daarnaast houden, als een soort spiegel: misschien herkent u iets van het begin, de jeugd met verliezen en een slechte start…of misschien herkent u iets van het buitenkant-verhaal: dat mensen prat kunnen gaan op uiterlijkheden en zich laten voorstaan op carrière, de baan en het inkomen enzo. Maar dat de ware schoonheid van je leven pas opbloeit, als je je wilt inzetten; als je je niet schaamt voor je achtergrond en overtuiging en ook bereid bent een offer te brengen. Als het echt spannend wordt dan niet weglopen, maar er zijn…voor de ander. Wanneer blijkt dat de ware schoonheid van binnen zit.
Zoiets, zo ongeveer…daar wil ik wel verder over nadenken en ik hoop u ook.
Maar er is nog iets en dat gaat over de vraag: waar is God in dit hele verhaal? Van Hem nog niets vernomen. En je kunt het verhaal nog eens aandachtig doorlezen, maar je komt zijn Naam niet tegen. Is dat niet vreemd?
De rabbijnen hebben dat natuurlijk ook allang gezien en zij komen met deze oplossing. Zij zeggen, kijk, dat moet of kun je zo zien, dat God zijn aangezicht verbergt, zoals Esther in het Hebreeuws betekent….tenminste in de naam klinkt iets van verberging door. En als het Poerimfeest is lopen mensen ook met een maskertje voor. Daar heeft dat allemaal mee te maken. Je weet eigenlijk niet wie wie is, …en God, Hij is de grote Onbekende, de Verborgene, ….die toch aanwezig is. Zonder dat Hij genoemd wordt is hij aanwezig en al lijkt het Lot te beslissen hoe alles gaat, uiteindelijk heeft God de verborgen leiding, zo beaamt de gelovige. Ja, alleen hij of zij die gelooft bespeurt in dit alles de hand van God. En alleen wie tussen de regels door leest ontdekt God. Hij is het wit tussen de letters en tussen de regels…onzichtbaar, maar toch aanwezig.
Ook dat is iets om over na te denken: hoe zichtbaar of onzichtbaar is God in ons eigen leven aanwezig? Alleen als we dat nadrukkelijk zeggen of juist als wij zijn Naam verborgen houden en stil geloven en leven: U bent er wel, Gij verborgene, die bij ons zijt, maar zodra ik U aanwijs of probeer te bewijzen onttrekt U zich en tast ik in het duister.
Esther brengt ons op het spoor van een mystiek soort geloven: U kennen, uit en tot u leven, Verborgene, die bij ons zijt – Gij zijt de zin van alle tijd. Vervul van dit geheimenis uw kerk die in de wereld is.