Over Donald Duck, stagnatie en voortgang
Preek gehouden op de 2e zondag na Epifanie (Kanazondag) in de Oude Kerk n.a.v. Johannes 2: 1-11
Over Donald Duck, stagnatie en voortgang
Het gebeurt wel eens, dat ik een hele dag alleen thuis ben en dat ik dan ook de avondmaaltijd voor mezelf moet verzorgen. Ik kan koken, dus dat zou ik dan kunnen gaan doen, maar meestal kies ik een andere route: ik pak de fiets en rijd even naar de snackbar om de hoek. Terwijl ik dan wacht op mijn bestelling ga ik even aan een hoge tafel zitten, waar allerlei kranten en tijdschriften ter inzage liggen. Uiteraard ligt daar breeduit de Telegraaf, maar die laat ik links (nou ja…) liggen, ook de Meppeler zou ik kunnen gaan lezen, maar ik weet al wat daar in staat. Ik laat al die kranten en krantjes voor wat ze zijn en kies regelrecht voor de Donald Duck. Vooral de verhalen van Dagobert en van Guus Geluk vind ik onnavolgbaar en ik hoop, dat mijn bestelling niet al te snel klaar is, zodat ik het verhaal helemaal kan uitlezen.
U zult zich misschien afvragen, wat is daar nu zo bijzonder aan en is het niet een beetje kinderachtig, wanneer een volwassen man de Donald Duck zit te lezen bij de snackbar? Wel, dat komt, omdat er hier meer aan de hand is dan zomaar een verhaaltje ter verstrooiing. In de verhalen van Dagobert gaat het om de verleiding van de rijkdom en de armoede daarvan en over ongebreidelde hebzucht. In de verhalen van Guus gaat het over toeval en over de onontkoombare loop van gebeurtenissen of (in filosofische termen over determinisme en in theologische termen over predestinatie) en zo kan zo’n verhaal zelfs raken aan de theologische twisten, die vier eeuwen geleden het land verdeelden en die op de Synode van Dordrecht werden beslecht. Zo ziet u maar, dat het lezen van Donald Duck een verrassende en diepzinnige bezigheid kan zijn.
Maar waarom vertel ik dit eigenlijk? Wel, dat is om te laten zien, hoe belangrijk het is, hoe je een verhaal leest. Veel mensen vinden het misschien raar, wanneer je als volwassen man of vrouw nog een Donald Duckje leest, maar bedenk wel, er zijn ook legio mensen, die het onbegrijpelijk vinden, dat er nog steeds mensen zijn, die Bijbelverhalen lezen en serieus nemen. Neem nou zo’n verhaal van vanmorgen, dat Jezus water in wijn verandert. Veel tijdgenoten, buren, vrienden en collega’s zullen zeggen: je denkt toch niet, dat ik daar voor mijn bed uit kom en naar de kerk ga om daar naar te luisteren? Wat een onzinnig en belachelijk verhaal is dat, behalve misschien als je geïnteresseerd bent in ‘Mindfuck’ of de capriolen van Hans Klok.
Maar de grote vraag is: hoe lees je? Als je Donald Duck alleen maar leest op het niveau van een plat verhaaltje, als avonturen van een eendje, dat zogenaamd nog kan praten ook en dat je dan waanwijze vragen gaat stellen als: hé, laat mij eens zo’n groot geldpakhuis zien en denk je nou echt, dat ik geloof, dat het lekker is om met je kop naar beneden van de hoge duikplank in je geld te duiken? En die zware jongens, ook wel een beetje dom, hė, dat ze in hun vermomming precies op zware jongens lijken. En zo voort en zo verder… Zulke vragen laten zien, dat je niet doorhebt om wat voor verhaal het hier gaat.
En dat is precies ook wat bijbelverhalen overkomt. Mensen beginnen vragen te stellen: zou dat nou echt gebeurd zijn? Waar ligt Kana eigenlijk, kun je het mij op de kaart aanwijzen? Zou Jezus soms een poedertje in dat water gegooid hebben, zodat het de smaak van wijn kreeg? O ja, die vaten die daar stonden, daar is pas nog een archeologische vondst over gedaan… Het zijn allemaal vragen en weetjes, die langs het verhaal heen schieten en, zo denk ik dan, geen wonder dat mensen de Bijbel niet meer serieus nemen, als men denkt, dat men de Bijbelverhalen letterlijk zou moeten lezen. Maar ik zou Donald Duck ook geen blik meer waardig keuren, als men tegen mij zei: je moet wel eerst geloven, dat er eendjes in pakjes rondlopen en kunnen praten en ook heel sierlijk in een geldbad kunnen duiken. Ik zou afhaken… zonde, toch?
Ik hoor nu wel een paar ‘Ja, maars’, maar u weet nog wel, wat mijn punt is: het gaat over ‘hoe wij een tekst zullen lezen’ en zo vind ik, dat de wijze, waarop ik Donald Duck lees vergelijkbaar is met de wijze, waarop ik bijv. het verhaal van de bruiloft in Kana lees. Die verhalen zelf zijn natuurlijk heel verschillend en onvergelijkbaar, hoewel soms vergelijkbare thema’s aan de orde kunnen komen, maar dat geldt ook voor andere literatuur.
Het verhaal van de bruiloft te Kana kennen we allemaal, maar wat wil Johannes er mee zeggen en waarom plaatst hij het helemaal vooraan?
Zullen we het daar even over hebben? En dan kan ik bij het begin beginnen en dat we ons laten verrassen door de opmerking, dat het ‘op de derde dag’ was of is. Dat is de dag van de opstanding, dat is déze dag, nu! Dat is de dag, waarop alles in een ander licht komt te staan, het is de dag van de Heer, de dag van de verheerlijking, waardoor alles glans en glorie krijgt.
Hier en nu, in dit stervend bestaan, krijgen we te horen van leven en vreugde, van doorgang en voortgang. De derde dag is een beslissende totale omkering van alles wat vast staat en doodgelopen is.
Johannes, de evangelist is bezig uit te leggen, hoe bijzonder, hoe fundamenteel en hoe alles veranderend en ingrijpend de verschijning van die Man uit Nazareth is geweest.
In het eerste hoofdstuk was hij daar al over begonnen: Oké, zegt Johannes, inderdaad een beetje hoogdravend en abstract. Ik zal het nog anders vertellen en dan aan de hand van een voorval uit het leven van Jezus. Als ik naar die bruiloft kijk en probeer te doorgronden wat daar plaats vond dan is dat a.h.w. een samenvatting, een samenballing, een symbool van wie Hij is en wat Hij betekent.
Hij brengt een stagnerend feest weer op gang. Hij maakt wat er (nog) over is tot wijn. Het alledaagse, het gewone maakt hij bijzonder!
Over welk feest heb je het dan? Ja, allereerst over zo maar een willekeurig huwelijk, maar ik kijk verder en dieper en zie daarin de verbintenis tussen God en de mensen. Is het de bruiloft van het Lam? Gaat het uiteindelijk om de neerdaling van het nieuwe Jeruzalem, als een bruid versierd voor haar man en dat God bij de mensen komt wonen?
Dat is het begin van zijn tekenen, zo eindigt Johannes dan zijn eerste verhaal.
Dat is toch weer iets anders dan vertalen dat dit zijn eerste wonderteken was. Johannes gebruikt hier namelijk precies hetzelfde woord als in Johannes 1: 1 In den beginne! Het gaat erom, dat hij hier laat zien, waar het eigenlijk om draait, waar het om begonnen is. We raken hier de kern van zijn totale verschijning, dat Hij een begin maakt van de verandering van de wereld.
Laat alle chemie buiten beschouwing, behalve de chemie tussen God en de mensen. Die krijgt een nieuwe boost! Hij, Jezus, laat zien, hoe het verbond tussen God en mensen kan verworden tot religie en dat liefde kan ontaarden in het navolgen van regels en voorschriften. Maar wat nodig is, is dat mensen weer gaan inzien, dat de omgang met God bedoeld is als een feest. Dat vreugde de overhand heeft.
Jezus is de Man, die alles weer terugbrengt naar de kern van de zaak. Hij laat zien wat mensen er van gemaakt hebben en als Hij komt begint het water weer te stromen en verandert het in wijn. Je proeft het, je ziet het aan de gezichten van de mensen, ze worden vrolijk en veren weer op.
Zolang het geloof een ‘moeten’ en een ‘plicht’ is zullen de vaten van de reiniging leeg zijn….zoveel hebben ze nodig gehad om zichzelf schoon te wassen en zich acceptabel voor God te maken. Maar Jezus maakt er iets heel anders van of liever: hij herstelt het tot waar het oorspronkelijk voor bedoeld was: dat het een feest is om mens te zijn, om sámen mens te zijn en dat God zegt: kijk, dat is het nou wat ik van begin af aan bedoeld heb! Twee, die elkaar nodig hebben en elkaar aanvullen, die elkaar liefhebben en elkaar vasthouden en je ziet het aan de twinkeling in de ogen, wanneer de wijn fonkelt in het glas.
O ja, verdiept in mijn Donald Duck hoor ik ineens: nummer 38! Ik leg het Donald Duckje weer terug in de bak en ik zie het meisje achter de balie wat verbaasd en vragend kijken. ‘Eet smakelijk, mijnheer!’, zegt ze een beetje spottend.
Een ster op de kansel
Preek gehouden op zondag Epifanie 7 januari 2018 in de Grote of Mariakerk n.a.v. Jesaja 60: 1-6 en Mattheüs 2: 1-11
In deze dienst werd Bé Hagedoorn bevestigd in het ambt van ouderling-kerkrentmeester.
Voor het antependium op de kansel was een lichtende ster bevestigd.
Een ster op de kansel
Om (mee) te beginnen wens ik u allen veel heil en zegen toe voor het nieuwe jaar. Wat dat concreet kan betekenen is volgens mij o.a., dat we ons meer en meer bewust zijn van onze taak en roeping in de wereld, dat we deel uitmaken van een groter geheel en dat onze blik niet zozeer naar binnen en op onszelf gericht zou moeten zijn, maar meer naar buiten en naar de ander. Hoe meer we onszelf vergeten, hoe meer we gemeente van Christus zullen zijn. En hoe meer we aan onszelf denken des te groter de kans, dat we ten ondergaan aan meningsverschillen en strijdpunten over gebouwen, inrichting van de liturgie of invulling van vacatures.
Daarom is de zondagse eredienst zo belangrijk. Daar worden we telkens weer herinnerd aan onze oorspronkelijke roeping en ons gegrepen zijn door de onvoorwaardelijke genade van God. We worden even uit onze middelpuntigheid weggeslingerd en geplaatst in de ongekende en onmogelijke ruimte van God en we beginnen te zingen liederen van lof en bevrijding en we horen verhalen, die ons boven onszelf uittillen en die richting wijzen voorbij ons eigen denken en streven.
Wil de kerk nog enige betekenis hebben in de samenleving en mensen blijven inspireren op hun levensweg dan zal zij vooral ‘lichtvoetig’ en ‘relevant’ moeten zijn. Met lichtvoetig bedoel ik, dat de kerk geen topzware organisatiestructuur moet hebben, maar dat zij wendbaar en elastisch moet zijn, inspelend op veranderende situaties en gemakkelijk inspringend op wat op haar weg komt. Ik vergelijk de kerk wel eens met een politieke partij. Daarbij moet je altijd bedenken, dat het idee en het ideaal er altijd eerder zijn dan de organisatie.
Het socialisme als idee was er eerder dan de PvdA en het liberalisme eerder dan de VVD. Maar op den duur kan alle aandacht zo uitgaan naar de organisatie en de structuur en daar kan zoveel tijd en geld in gaan zitten, dat het idee en het ideaal totaal buiten beeld raken. Maar let op (!): de teloorgang van een partij betekent nog niet de teloorgang van het idee en het oorspronkelijke gedachtegoed!
Natuurlijk besef ik ook wel, dat er altijd sprake is van een zekere wederkerigheid, een heen en weer. Je hebt de organisatie ook nodig om het idee en het ideaal te bewaren, maar het idee en het ideaal gaan principieel voorop. En zo kan een organisatie op den duur leeglopen en totaal niet meer functioneel zijn als het gaat om het uitdragen van en vorm geven aan het ideaal.
Dat is voor de kerk ook altijd een kritische vraag: in hoeverre geeft onze kerk nog doorgang aan het idee, aan de idealen van het christendom en het christen-zijn? Moeten deze eerste en fundamentele vragen niet aan alles voorafgaan?
M.a.w.: veel heil en zegen in het Nieuwe Jaar. Ik heb dat op mijn manier enigszins gespecificeerd nu en ik hoop, dat dat in het komende jaar ook leidend zal zijn bij alle mogelijke beslissingen, die er voor ons gemeente-zijn in Meppel aan zitten te komen.
Bij alles wat we in de loop van het jaar gaan doen en ondernemen zullen we a.h.w. terugdenken aan vandaag en aan de STER, die verschenen is. Wie is onze ster en op wie oriënteren wij ons en in hoeverre bepaalt deze ster onze koers?!
Het is vanmorgen – en wat mij betreft nooit – niet de bedoeling om een interessante preek te houden, bijv. over de vraag, wie die wijzen uit het Oosten wel waren. Daar kun je hele beschouwingen over houden en met veel kennis van zaken of zgn. kennis van zaken erover uitweiden, dat we hier niet te maken hebben met drie koningen, maar met een hele karavaan van priesters en hotemetoten uit Parthië, die ge-escorteerd en voor iedereen zichtbaar als een diplomatieke delegatie Jeruzalem binnenkwamen en iedereen was onder de indruk van hun komst en hun rijkdom en uitdossing. Hmm…interessant.
Of wanneer ik zou uitweiden over hoe de sterren ervoor stonden in de periode van rond het jaar nul en dat er inderdaad juist in die tijd bijzondere astronomische verschijnselen zich voordeden en dat iedereen, die een beetje verstand van sterrenkijken had dit wel moest opmerken. En dat het dus helemaal niet zo vreemd was dat deze astrologen elkaar aankeken en zeiden: “Hé, er is vast ergens een koning geboren. Spullen pakken…en we gaan!”
Hmmm…interessant!
We komen niet in de kerk om interessante achtergrondinformatie te vernemen over een voorval, dat rond de jaartelling al of niet heeft plaatsgevonden. Wij zijn hier gekomen en we komen hier telkens weer – want we zijn vergeetachtig en hardleers – om ons leven en ons gemeente-zijn te oriënteren op de ster!
Wie is het ook al weer, die ons de weg wijst? Wat zullen we uiteindelijk doen met al onze kennis, inzichten, bezittingen, talenten? Houden we alles voor onszelf of leggen we alles neer aan de voeten van de pasgeboren Koning? En zingen we dan misschien zachtjes: Neem mijn leven, laat het, Heer, toegewijd zijn aan uw eer?
Zijn we bereid om van ons paard of onze kamelen af te komen en te bukken als we de deur van de stal of het huis binnengaan? Realiseren we ons ineens, dat de ster aan de hemel deze ster op de aarde is? Dat dit geboren Kind als een komeet de hemel heeft verlicht en als een vallende ster onder ons is verschenen om ons te verlichten en de weg te wijzen?
We gaan een nieuw jaar in en laten we daarbij steeds beseffen, dat we onderweg zijn en dat de Ster ons voorgaat en dat wij de Ster zullen volgen. Op dood en op leven, op hoop van heil en zegen! Hebt u het opgemerkt? Vanmorgen hadden we een ster op de kansel!
Een nieuwe 'omslag'
Preek gehouden op de 1e zondag na Epifanie (8 januari 2017) in de Grote of Mariakerk te Meppel in een dienst van Schrift en Tafel n.a.v. Jesaja 42: 1-7 en Mattheüs 3: 13-17
Een nieuwe ‘omslag’
U bent er bij en ik ben er bij, als ik oog in oog kom te staan met die vreemde apostel, Johannes is zijn naam. Op een zeepkist staat hij te oreren, dat de wereld naar de bliksem gaat.
Zijn woorden slaan in als een bom en de mensen staan als aan de grond genageld. Donderpreken maken altijd veel indruk: het maakt angstige en onzekere mensen nog banger en onzekerder en anderen vinden het mooi als vooral anderen op hun falie krijgen. Ik sta altijd weer versteld hoeveel mensen op donderpreken afkomen: als vliegen op stroop.
Donderpreken zijn van alle tijden en ook in onze tijd treden profeten op, binnen en buiten de kerk, die in krasse bewoordingen en met indringende beelden laten zien, hoe de wereld er aan toe is, hoe wij ons milieu verpesten, de aarde opgebruiken en de dieren ‘onmenselijk’ behandelen. En dat kunnen we horen als een oproep tot ‘bekering’, een ‘wake-up-call’, een aansporing om een ‘omslag’ te maken!
U zult het misschien niet geloven, maar ik koester sympathie voor Johannes: Wel, vooral omdat dit soort donderpreken schokkend heilzaam zijn!
Allereerst wil ik er nog even op wijzen, dat het preken waren voor eigen parochie. Voor inwendig gebruik, zeg maar. Want vaak gaat het zo, dat men in de kerk hel en verdoemenis naar buiten toe predikt en zalvend (troostend) naar binnen…maar zo doet Johannes het niet. Hij komt met zijn snerpende preken naar zijn eigen mensen toe en zo stonden die brave kerkmensen ineens heilzaam in hun hemd. Ik zie het allang, zegt Johannes, jullie denken: ons kan niks gebeuren, wij zijn binnen, want wij zijn mensen van de kerk, wij zijn gedoopt, wij geloven en wij leven netjes…niks aan de hand. Laat maar komen dat vuur, het zal mij niet treffen.
En dan zegt Johannes: weet je wat nu eens echt verfrissend zou zijn. Dat je een stap naar voren doet en nog één en nog één…en zo het water in, geen grond onder de voeten meer, geen been om op te staan…daar ga je… kopje onder… in de Jordaan hier! Net zoals die heidenen, die mensen van buiten, die tot het geloof willen komen… u weet wel, die mensen die nergens aan deden of die er zo goddeloos op los leefden. Dat jij nu – net zo als zij – je laat dopen en eens helemaal opnieuw begint!
En zo gebeurde! Zodra de prediking tot dat ontdekkend inzicht leidt en je jezelf weer eens even als een buitenstaander en als aangesprokene ziet, dan is zo’n donderpreek evangelie, want ineens zie je: Ik ben er bij! Op heterdaad betrapt.
En zo dacht iedereen dat Johannes de messias was.
Bij de Jordaan gebeurt het…dat Jezus – zonder dat iemand er op let – ineens ook gedoopt is. Samen met het volk, dat in dikke rijen toestroomde, is ook hij er tussen gaan staan – onopvallend en onopgemerkt – en hij ging mede kopje onder. Hij blijft niet aan de kant staan, hij is niet begaan met uitsluitend zijn eigen lot…nee, solidair in de crisis, het oordeel, treedt hij naar voren en zegt: Hier ben ik! Ik ben er ook bij!
Wie ben jij? zo kan wel gevraagd worden. Ja, een goeie vraag en wie zou daar het antwoord op kunnen geven? Mattheüs vertelt het zo, dat er maar Eén is, die dat kan zeggen en dat is God zelf. Hij zegt: “Deze is mijn geliefde Zoon, in jou vind Ik vreugde! Mens naar mijn hart”.
Mattheüs vertelt het zo kinderlijk en onopgesmukt en hij weet natuurlijk niet dat wij er later zulke domme dingen over zouden gaan vragen, bijv. was die stem zintuiglijk waarneembaar enzo? En kon iedereen dat horen of alleen Jezus maar? Nee, als een kindertekening laat hij gewoon de hemel openspringen en in een wolkje zet hij de tekst, die God zegt en voor alle duidelijkheid tekent hij er ook nog een duif bij.
De Geest van hierboven komt hem aanwaaien en zet hem in vuur en vlam.
Waar komt die duif vandaan?, zo vraagt u zich misschien af. Wel, die duif is al heel lang aan het vliegen, vanaf den beginne, toen God de hemel en de aarde schiep en de Geest broedde op de wateren…scheppend, ordenend, tot leven wekkend. En als de vloed geweest is en Noach nog wat ronddobbert komt die duif alweer aanvliegen: land in zicht, roept hij a.h.w. uit. Kijk maar, hier is een takje! En hij vliegt ook langs Maria’s oor en gaat stilletjes op haar schoot zitten.
Stad en land vliegt deze duif af en inspireert mensen tot geloof, tot hoop en tot liefde.
Vandaag klapwiekt hij boven het hoofd van Jezus, man naar Gods hart…bijzonder is dat! En wij vallen op de knieën en zeggen: wat bijzonder bent u en wat goed van U, dat U zo bent.
En dan zegt hij: Dank je wel voor zoveel eer en bewondering, maar wacht even: Ik ben Zoon van God samen met jou. Ik ben toch met jou afgedaald in het water? Ik sta hier niet in mijn eentje, maar samen met jou, ja samen met alle mensen, de hele mensheid.
Diezelfde duif klapwiekt vandaag ook boven ons hoofd en diezelfde stem zegt ook tegen ons: jij bent mijn geliefd kind!
Misschien denkt u: ja maar, hoe kan ik dat weten? En wat moet ik dan doen? Wel, uit het water gekomen worden wij genodigd aan de Tafel en met open hand en open mond ontvangen wij de gaven van brood en wijn. Daar leven we van. En het is telkens weer het begin van een nieuwe ‘omslag’.