Lucas 19: 35-40

Preek gehouden op Palmzondag (24 maart 2013) in de Oude Kerk n.a.v. Lukas 19: 35-40 m.m.v. Kinderkoor JOY uit Hoogeveen

Palmpasen in 3D

Mijn overdenking van de Intocht van Jezus in Jeruzalem noem ik een 3D-overdenking. U kent vast wel de 3D-film, een film die zó gezien wordt, alsof je er zelf in meespeelt: je ziet hoogte en diepte alsof ze echt zijn. Je moet dan wel een 3D bril opzetten, anders zie je het niet. Zo’n bril kan ik u helaas niet leveren, maar als u met mij meegaat en meedenkt en meekijkt, dan zult u ongetwijfeld de diepgang en reikwijdte van dit verhaal gaan inzien.
Dan moet je , denk ik, bij het begin beginnen en dat is de eigenlijke eerste intocht van Jezus in Jeruzalem. Op die en die dag, toen hij al enige tijd in het joodse land had rondgelopen, gepredikt had en met mensen gepraat; hun de weg gewezen en opgericht – die man van lang geleden, waarover Huub Oosterhuis zo’n mooie tekst heeft gedicht – dit lied gaat over Jezus.
Hij was een jaar of dertig toen hij van zich deed horen; de mensen schoolden samen als vissen om hem heen. Zijn moeder en zijn broeders begrepen niets van hem.
Zo doende wat hij doen kon, ten dienste van de mensen, viel hij in mensenhanden, vond veel te jong de dood.
En zo is ook zijn intocht in Jeruzalem een moment in het leven van Jezus – je kunt er een datum bij zetten. Een dramatisch moment, zo bleek achteraf, want het werd het begin van zijn einde. De mensen waren enthousiast over zijn komst, ze hadden hoge verwachtingen van hem en die schreeuwden ze ook van de daken en ze huldigden hem als de nieuwe koning van hun dromen – maar een paar dagen later sloeg alles om als een blad aan een boom, een blad in een boek. Het wit werd zwart – en zwart op wit kon men lezen: deze is de koning der Joden, maar vraag niet waar dat te lezen stond. Zijn opgang eindigde in een afgang.
Maar nu kom ik op een 2e perspectief en die wordt eigenlijk al door de evangelist gegeven, wanneer hij bijv. verschillende woorden laat meeklinken vanuit de joodse traditie, zoals die vastgelegd is in het Oude Testament. De evangelist probeert dat wat gebeurt te plaatsen in een grotere context, in het lange verhaal van God en mensen – en wat hij dan ziet is verbazingwekkend: hij ziet in de intocht van Jezus de binnenkomst van God zelf in zijn heilige stad.
Het is vooral Psalm 24 die hij wil laten meeklinken: Hef op, o deuren, uw hoofden, opdat de koning der ere kan binnengaan. Wie is dan die koning der ere…? wel, het is God zelf, die intocht doet in zijn stad en zijn tempel.
Natuurlijk is het allemaal wat beeldend en misschien iets te naïef gezegd – maar goed, het is nu eenmaal poëzie – het gaat erom, dat hier het geloof wordt uitgesproken, dat God zelf present is in deze wereld en dat hij m.n. te vinden is in zijn heiligdom, de tempel op de berg in Jeruzalem. Je kunt natuurlijk zeggen, dat God overal is – op bergen en in dalen, ja, overal is God, maar dan loop je ook zo maar de kans dat je hem misloopt en dat hij uiteindelijk nergens meer te vinden is. De dichter zegt dan: in elk geval hoop ik Hem te ontmoeten in het heiligdom, zoals ook wij de aanwezigheid van God wellicht meer kunnen ervaren tijdens een eredienst dan daarbuiten. God is daar te vinden, waar zijn woord klinkt en gehoord wordt – en ook gedaan wordt – niet als een gegeven, een garantie, maar als een belofte. Moge Hij zo ook in ons midden zijn, dit uur en alle dagen van ons leven!
Zo wil de evangelist zeggen: de intocht van Jezus in Jeruzalem roept deze droom wakker en wie weet, God mag het weten, gaat het nu ook gebeuren…
En dan kunnen wij zeggen: nee, het is er toch niet van gekomen. Het Koningschap van God is toch niet gevestigd en de wereld is nog gebleven zoals zij was… Maar, wacht even, nu proberen we nog een ander perspectief te openen en dat is die van de voortgaande tijd en de geschiedenis.
Ik bedoel dit: we kunnen de intocht van Jezus ook zien als een symbool of een sjabloon van iedere intocht van Hem, in iedere tijd en in iedere cultuur. Ik denk dan heel concreet aan de verkondiging van het evangelie, de tijden door, de wereld door. Laten we dicht bij huis blijven: dat ook hier in Nederland er een moment was, dat predikers het evangelie kwamen brengen. Mensen onder de eik van verering weghaalden en onder de knoet van angst voor goden en godinnen weghaalden – in Utrecht staat zijn standbeeld: Willibrord op zijn paard rijdt a.h.w. de stad binnen en vestigt het evangelie. Dat zal zeggingskracht hebben voortaan. Zo doet Jezus zijn intrede in onze cultuur, in ons land. Misschien werd het niet door iedereen even vrolijk en welwillend onthaald, maar velen namen het in zich op en begonnen er uit te leven…ja, het werd als een zoutend zout in onze cultuur opgenomen, tot op vandaag de dag. Onmiskenbaar heeft Jezus zijn intocht gehouden in onze cultuur…en niet alleen in de onze, in vele andere evengoed en evenzeer.
Dat gaat niet buiten ons hart en leven om: Er is ook sprake van de intocht van Jezus in ons hart en leven. Dat is, zeg maar, de wat meer piëtistische invalshoek, die we bijv terugvinden in bepaalde liederen, die ook in het liedboek staan. Dan gaat het over de intocht van de Heer Jezus in ons hart, zoals bijv. Gez. 126 – een mooi adventslied – verwoordt: Nu komt de vorst op aard’ die God zijn volk zou geven; ons heil, ons eigen leven vraagt toegang tot ons hart.
Dan is er ook nog het eschatologische  perspectief, wanneer we de intocht van Jezus in Jeruzalem betrekken op zijn wederkomst. De gemeente van Christus ziet uit naar de dag, waarop Jezus zelf op de wolken des hemels zijn intrede zal doen in deze wereldwerkelijkheid en orde op zaken zal stellen, ons en de wereld ten goede.
Zijn komen opnieuw is als die eerste intocht: en wij? Zijn wij gereed om hem te begroeten? Roepen wij hem een welkom toe of denken we dat zijn komst onnodig en alleen maar storend zal zijn.
Ik kan me voorstellen, dat de bijbelse beelden belemmerend werken op het verstaan van wat hier eigenlijk aan de orde is. Want m.i. gaat het hier  uiteindelijk om de overwinning van de humaniteit  en van de gerechtigheid – dat de Zoon des mensen toonaangevend zal zijn en dat wat Jezus deed en gedaan heeft beslissend is voor alle mensen –
Maar – om het nu af te ronden – tenslotte is er natuurlijk ook het liturgische en speelse perspectief, wanneer wij hier bijeen zijn en over deze dingen nadenken, erover zingen en het a.h.w. zien gebeuren, wanneer straks de kinderen hun rondetocht door de kerk houden en al die genoemde aspecten – zonder het te weten – verbeelden. En zo weten wij het weer: voor God zijn al die tijden verenigd: verleden, heden en toekomst en wij, wij zullen verleden en toekomst kunnen bevatten als wij met beide benen op de grond met aandacht en in geloof het heden beleven en vieren. Amen.

Gebeden: “Dank U, o God, voor deze bijzondere dag en deze bijzondere samenkomst, als wij horen van uw komen in ons leven, in deze wereld, eens en voorgoed. Wij leven eruit en wij leven er naar toe: het zal nooit ons bezit kunnen worden, maar het geldt voor ons als een belofte, een verlangen naar die dag. Soms zijn wij bereid om U met takken en vaandels te verwelkomen, maar soms zwaaien wij U uit en wijzen U de deur. De ene dag roepen wij Hosanna, de andere dag: kruisig Hem! Maar U blijft van ons houden en ons vasthouden: duizendmaal dank daarvoor, ja duizendmaal, want alleen zo kunnen wij leven: dankzij U, dankzij Uw volharding, dankzij uw liefde ten einde toe.
Hoor ons gebed, voor onszelf en onze kinderen, die straks blij en uitgelaten zullen binnenkomen: dat wij onszelf in hen herkennen, dat het kind in onszelf weer tot leven komt: spontaan en bedeesd, verwachtingsvol en blij, o God maak ons de kinderen gelijk en dat wij U zo ontvangen in ons leven, als een geschenk.
Wij bidden voor de wereld in nood en zoekend naar richting en houvast. Wij bidden voor hen die grote verantwoordelijkheden dragen op het gebied van de financiën en de economie. Voor hen die leiding geven en moeilijke beslissingen moeten nemen. Voor ons kerkewerk en voor allen die daarin actief zijn, bidden wij U: voor de jongelui en de kinderen, voor allen die betrokken zijn bij de jeugd en die hen met liefde en wijsheid willen begeleiden. Zegen zo alle goed werk dat in uw Naam tot stand komt, Heer,  hoor ons gebed.
Ook voor hen die verdriet hebben om het heengaan van een geliefd medemens, zoals wij vandaag bidden voor de fam. ‘s .... : Heer, wees nabij met uw troost en zegen, in Jezus’ Naam”.

Voorafgaand aan de Zegen het gedicht “De Heilige Week” (anoniem, 15 eeuw, Duits)

Jezus zou van zijn moeder gaan / de grote heilige week brak aan.
Toen voelde Maria diepe smart, / zij vroeg haar Zoon met treurend hart:
Ach Zoon, ach liefste Jezus mijn / waar zal je de heilige Zondag zijn?
‘Zondag rijd ik in een koningsstoet / met kleden en palmen gespreid voor mijn voet’.
Ach Zoon, ach liefste Jezus mijn / waar zal je de heilige Maandag zijn?
‘Maandag dan ben ik een bedelman / die nergens een toevlucht vinden kan’.
Ach Zoon, ach liefste Jezus mijn / waar zal je de heilige Dinsdag zijn?
‘Dinsdag ben ik een profeet, ik vermaan / en voorspel hoe hemel en aarde vergaan’.
Ach Zoon, ach liefste Jezus mijn / waar zal je de heilige Woensdag zijn?
‘Woensdag word ik door verraad bezocht / voor 30 zilverlingen verkocht’.
 Ach Zoon, ach liefste Jezus mijn / waar zal je de heilige Donderdag zijn?
‘Donderdag zit ik hoog in een zaal / als offerlam bij het Avondmaal’.
Ach Zoon, ach liefste Jezus mijn / waar zal je de heilige Vrijdag zijn?
‘Ach moeder, ach liefste moeder mijn / kon u die vrijdag verborgen zijn!’
Ach Zoon, ach liefste Jezus mijn / waar zal je de heilige Zaterdag zijn?
‘Zaterdag ben ik een slapend zaad / dat heel de aarde ontbloeien laat’.