Johannes 11

PREEK OVER „DE OPWEKKING VAN LAZARUS‟, JOH. 11

Het is mij volstrekt onmogelijk om dit verhaal te geloven met mijn verstand en het is mij volstrekt onmogelijk om het niet te geloven met mijn hart. Als we alleen met ons verstand te rade zouden gaan en dit verhaal zouden horen als een vreemd voorval, een merkwaardig incident, dan kan ik begrijpen dat veel mensen afhaken. Dan zeggen we in koor: dat kan gewoon niet! Onmogelijk! Heb je ooit een dode uit zijn graf zien waggelen? Kom op, zeg, ik ben toch niet gek?

Maar het wordt anders, als ons hart in ons begint te branden, als we de Schriften echt beginnen te verstaan. Als we beginnen te horen, dat tegen ons gezegd wordt: Lazarus, hierheen, kom uit! Ja, kruip uit je schulp van dodigheid en dorheid en maak je los uit je windsels van achterdocht en angst. En leef nu eens echt, a.h.w. helemaal opnieuw!

We moeten die versleten vraag “Is het nou echt gebeurd of niet” achter ons laten, want in de buurt van die vraag stinkt het. Wat baat het een mens te beweren, dat het echt gebeurd is, maar hij blijft liggen in zijn oude wereld en neemt het voorkennisgeving aan en hoort niet de boodschap ten leven? De vraag is niet: is het echt gebeurd? Maar: gebeurt het echt, dat wij opnieuw horen en opnieuw gaan leven? Heden, in dit ondeelbaar ogenblik, wanneer we in ons dode oor horen de stem, die zegt: Kom te voorschijn, jij, en leef: eens en voorgoed!

Van het weer levend worden van een dode moet je niet teveel wonderen verwachten...ja, dat is precies wat Jezus zelf gezegd heeft, toen hij de gelijkenis vertelde van de rijke man en de arme Lazarus. Niet toevallig, dat hij ook Lazarus heet, vindt u ook niet? De rijke man dringt er op aan, dat Lazarus naar zijn broeders gestuurd wordt, opdat zij tot inkeer zouden komen. En dan zegt Abraham: Nee, beste man, dat zou geen enkele invloed of effect hebben: ze hebben Mozes en de profeten, laten ze die horen en doen, want al zou iemand opstaan uit de doden, ze zouden er niet anders van worden, als ze hun hart niet openstellen voor de woorden van God. Het is, kortom, een opstandingsbericht, een Paasverhaal bij uitstek: laten de letters opstaan en tot leven komen en laten wij ze niet plat slaan en in een vitrine plaatsen. De letter doodt, zegt de apostel Paulus, maar de Geest maakt levend. Een letterlijke uitleg en poging tot verstaan is als een reuk des doods ten dode, maar een geestelijk verstaan zal leiden tot het leven: moge de Geest van Christus ons zo in alle waarheid leiden, vandaag en alle dagen van ons leven!
Dit verhaal hangt aan drie scharnieren – drie momenten van stilstaan en in beweging komen – en bij alle drie verwijlen wij een moment, in de hoop en verwachting dat de deur zich zo zal openen, dat wij kunnen binnengaan en onze geloofsweg kunnen vervolgen.

Het eerste scharnier is het scharnier van de teleurstelling. Van de wanhoop en het verdriet. Van Lazarus die ziek geworden is en hij redt het niet...en hij wordt ook niet gered. Opgegeven door de artsen. Niets meer aan te doen. En zijn wereld stort in en ook die van zijn zusters en vrienden. Ze vormden zo‟n mooi drietal en nu gaat het mis. Lazarus: moge God helpen...dat klinkt nog als een late echo uit een leven van geloven en hopen, maar kun je daar op rekenen? God is er niet...en Jezus ook niet, zijn trouwe bondgenoot en handlanger. Ja, we hebben hem wel te hulp geroepen, maar Hij komt niet. Dat is precies de bittere ervaring van zoveel mensen, van alle mensen. Tegen de dood is niemand opgewassen en er is niemand die er iets tegen kan doen. En zo glijdt Lazarus weg. Het tweede scharnier is de komst van Jezus. Hij heeft gehoord van Lazarus‟ ziek zijn en van zijn naderende dood. En Hij begeeft zich op weg. Het is een lange reis of hij wordt opgehouden...hoe dan ook, als Hij aankomt is Lazarus al gestorven: Jezus is te laat! Te laat! Nu hoeft het niet meer. Nu kan het niet meer, het heeft geen zin meer. We kunnen nog wel wat napraten en nadenken over een leven na de dood en over de opstanding op de laatste dag. Maar dat is allemaal bespiegeling en beschouwing. Dat soort gepraat ontstaat, omdat Jezus te laat is. Was u hier eerder geweest, dan... Maar toch worden in dit middenscharnier rake opmerkingen gemaakt en rake inzichten gegeven.

Daar is allereerst het catechismus-geloof van Martha. Zodra er over “opstanding” gesproken wordt, weet ze meteen wat daar mee bedoeld wordt. Dat had ze zo geleerd op zondagschool en op catechisatie en in de belijdenis stond ook zoiets. Dat is gesneden koek. Het is boeiend om te zien, hoe Jezus daar op reageert. Hij ontkent het niet en hij bevestigt het ook niet. Hij haalt het weg uit de verte, want Martha houdt er een ver-weg-geloof op na. Haar geloof is een soort gestolde feitenkennis en dan ook nog over iets dat ver weg is. Ja, haar geloof is in alle opzichten ver heen. Maar Jezus brengt het dicht bij en maakt het persoonlijk, als Hij zegt: Ik ben de Opstanding en het Leven! O, dat zijn enorm grote woorden en het begint ons te duizelen, als we ze horen of uitspreken. Maar wat Jezus vooral doet is: Hij brengt het dichterbij! Hij plaatst het licht van Pasen midden in ons leven, dat zo aangevochten is door tegenslag en bedreigd wordt door de dood. Ja, zelfs als het al te laat is, komt Hij naar voren en staat in ons midden en zegt: Ik ben de Opstanding en het Leven! Dichtbij u is het Woord, in uw mond en in uw hart... En ook persoonlijk, Hij verbindt het met zichzelf en met ons als hij vervolgt: en al wie in Mij gelooft zal leven, zelfs al is hij gestorven. De verbondenheid met Hem – in geloof en vertrouwen, in navolging en gehoorzaamheid, in schuchterheid en onwetendheid, met vallen en weer opstaan – gewoon, zoals wij zijn in onze armetierigheid en tekortschieten, maar hoe dan ook...Hij met ons en wij met Hem delen in de Opstanding en het Leven. Het wordt ons aangereikt, toevertrouwd, geschonken en valt als een geschenk ons in de schoot.

Het 2e scharnier is het middenscharnier. Hier vindt de eigenlijke onthulling plaats van het geheim, dat Jezus ons wil toevertrouwen. En dat geheim is, dat de dood eigenlijk niet bestaat, d.w.z. niet langer ons bestaan bepaalt. Maar dat Hij het is, de Opstanding en het Leven, die mijn leven beheerst en dat ik in leven en in sterven in zijn hand ben. Dat is mijn enige troost, zoals de oude heidelberger al zei. En dat is meer dan ik geloven kan! Ik las van een verpleegster, die dagelijks in een mortuarium werkte: alle doden kwamen bij haar langs, jonge en oude, mensen die aan een ziekte waren bezweken, kinderen die verongelukt waren, moeders en vaders...een eindeloze rij. En vaak moest ze huilen, zo verdrietig allemaal, al die mensen, ieder met zijn eigen leven achter zich... Ze huilde vaak, zoals Jezus bij het graf van Lazarus weende...uit onmacht en van verdriet. Ontroerend en vertroostend ook. Maar in dat mortuarium was een gebrandschilderd raam aangebracht en daarin stond geschreven: Ik ben de Opstanding en het Leven. Als je buiten langs dat mortuarium liep zag je die letters misschien wel, maar leek het wel geheimtaal. Maar als je binnen stond kon je die woorden lezen. Soms kon je ze door je tranen heen zien schitteren en waren ze vaag en bijna onleesbaar. Maar die woorden stonden er altijd, ook al stond je er met je rug naar toegekeerd, ook al kon de dode ze niet zien en lezen, maar als een objectief gegeven – ja dat is het beste woord in dit verband – als een gegeven stonden ze daar geschreven en golden en gelden als een diep en onbegrijpelijk geheimenis. Dit is waar, geloof het of niet! Het derde scharnier roept ons naar buiten, zoals Lazarus naar buiten geroepen wordt. Kom er uit, hierheen! Dat horen wij in ons dode oor roepen, op de vierde dag! Ja, dat is een bijzondere dag, je zou kunnen zeggen, dat het de dag van de vergeefsheid is, de dag van het voorbij, de dag van onherroepelijkheid, kolossale leegte en bedwelmende afkeer.

De dag waarop alle grote verhalen uitverteld zijn, de dag van schoon schip maken met overlevering en wat er nog van over is. De vierde dag is de dag van afrekenen met de derde dag. Het is de dag van de onbarmhartige zon boven ons lege hoofd en de fletse maan in onze koude nachten. De vierde dag is de dag van de ontsteltenis, de dag dat alles voorbij is, dat niets meer helpt, dat er geen hoop is, geen vooruitzicht. Het is de dag dat je vastzit aan de wereld, zoals die nu eenmaal reilt en zeilt, de dag dat je ingewikkeld bent in de banden van noodzaak en wetmatigheid, dat je gebonden bent aan vergankelijkheid en tijd. Maar ook dan geldt: Ik ben de Opstanding en het Leven. Ook dan – juist dan – wordt ons allen toegeroepen: Kom eruit! Wees oprecht, ja, ga recht op staan – en wandel voor mijn aangezicht. Dat valt niet mee, want de windsels zitten nog om onze oren en ogen en onze voeten zijn nog ingezwachteld en lopen gaat moeizaam...maar het lukt toch, schoorvoetend en aarzelend. Het kan, want de vierde dag volgt op de derde dag, de dag van Pasen...gemeente, we leven vanuit Pasen en na Pasen, ook al leven we nog toe naar Pasen. Dit derde scharnier roept ons toe: Ontwaakt gij, die slaapt en sta op uit de doden en Christus zal over u lichten en Hij zal uw levensweg als een zon beschijnen! Ik heb vorige week nog een symposium bijgewoond over de vraag: Is er leven na de dood? Een boeiende vraag en er zijn een hoop interessante antwoorden op te geven. Maar, ook al lijkt dit verhaal over de opwekking van Lazarus ons in die richting te wijzen, het gaat er toch vooral om, dat we te zien en te horen krijgen, dat er altijd een nieuw leven mogelijk is. Een herkansing, zouden we het kunnen noemen. Zeg nooit: het is nu te laat! Zeg nooit: nee, dat kan natuurlijk niet. Zeg nooit: ik ben een opgegeven geval, met mij wordt het nooit wat. Want de Heer heeft mij gezien en onverwacht ben ik opnieuw geboren en getogen! En zo zwaait de deur op deze drie scharnieren open en wagen wij onze eerste stappen in de richting van het licht.