Wat betekent het kruis in de chr. theologie?
Inleiding gehouden op dinsdagavond 6 maart 2018 in de Grote of Mariakerk over de betekenis(sen) van het kruis in de christelijke traditie m.m.v. de Cantorij o.l.v. Mannes Hofsink
Oude en nieuwe interpretaties van het kruis in de geschiedenis van de (protestantse) theologie
Als kind was ik dol op de tekeningen (illustraties stond er voorin het boek) van Isings in de kinderbijbel van W.G. v.d. Hulst. Na het OT was er aan spanning en sensatie eigenlijk niet veel meer te beleven op één afbeelding na en die betrof de kruisiging van Jezus samen met twee anderen. Dat vond ik een gruwelijke tekening en ik wilde maar zo snel mogelijk omslaan.
Toch bleek mij later, dat het kruis een onmiskenbaar onderdeel uitmaakte van de christelijke geloofsleer en dat het een belangrijk aspect vormde van het geloofsleven van de kerk. Zichtbaar en onzichtbaar. In de rooms-katholieke traditie is het kruis in liturgie en kerkruimte altijd zichtbaar en vaak pontificaal aanwezig. Iedere kerk heeft haar staties aan de wanden afgebeeld en boven het altaar zweeft vaak een levensgroot kruis.
Ik ben ook verschillende keren in Taizé geweest en daar wordt iedere vrijdagmiddag het kruis in de gebedsruimte geplaatst en ik vond het bijzonder en ook ‘shocking’ om te zien, hoe jonge mensen over de grond kropen richting het kruis en in gebed en zelfvernedering het kruis aanbaden.
Wat is er dan met dat kruis gebeurd, dat het zoveel invloed heeft op de geloofsuitingen van de kerk, de eeuwen door?
Het is vooral de theoloog Paulus, die de gebeurtenis van de kruisiging van Jezus getransformeerd heeft tot het kruis van Christus. Hij heeft van een eenmalige historische gebeurtenis een universeel en kosmisch symbool gemaakt. Hij heeft er een betekenis in gezien, die de wereld in een ander licht heeft geplaatst. Hij heeft het gezien als een beslissend moment in het drama van de verhouding tussen God en mens, ja een cruciaal moment. Op dat ene moment van buitengeworpen worden is God zelf bezig zich met de wereld te verzoenen. Er vindt daar méér plaats dan gezien kan worden. Golgotha is een fataal en cruciaal moment in een kosmisch drama, dat enerzijds een dikke streep zet door de kwaliteiten en mogelijkheden van de oude mens, de menselijke schuld komt daar glashelder aan het licht en tegelijkertijd is het een moment van bevrijding en kwijtschelding en daarom kan die vrijdag ook een ‘goede’ worden genoemd.
Het is een ondoorgrondelijk geheim en Paulus, Johannes en de briefschrijver van de Hebreeën zien wel verbanden met de aloude offercultus en het bloed dat vloeit herinnert aan de tempeldienst en aan de rite van de verzoening op de Grote Verzoendag, maar hoe die verbanden precies zitten en waarom het dan zo is en zo moest gaan, dat blijft vaag en dubbelzinnig.
Het verhaal van Pasen is onmisbaar om wat op de zgn. goede vrijdag gebeurt in het juiste licht te plaatsen. Vandaar uit kun je pas het lijdensverhaal lezen en enigszins duiden, zoals Jezus zelf als de Opgestane helder maakt aan de leerlingen op weg naar Emmaüs, beginnend bij Mozes en de profeten.
In de theologie en liturgie van de kerk is als vanzelf de behoefte ontstaan om dit vreemde geheim van Goede Vrijdag en Pasen te doorgronden en zo is de zgn. satisfactie- of verzoeningsleer ontstaan, waaraan de middeleeuwse theoloog Anselmus van Canterbury een belangrijke bijdrage heeft geleverd.
Ik ga zijn redenering niet helemaal op de voet volgen, maar ik wil hier wel even aangeven, dat zijn verzoeningsleer ook binnen het protestantisme ingang heeft gevonden, wat duidelijk is af te lezen aan enkele zondagen in de Heidelberger Catechismus m.n. de Zondagen 4 t/m 6. In hoofdlijnen komt het hier op neer:
De menselijke schuld is sinds de val van Adam onmetelijk groot en Gods recht op genoegdoening blijft bestaan, zolang die schuld niet voldaan wordt. God zendt dan zijn Zoon om die straf op de zonde te dragen en te voldoen. Omdat de Zoon God én mens is kan Hij dat volbrengen en zo brengt Jezus het offer van zijn leven aan de Vader, die daardoor bevredigd is en de mens weer gunstig gezind kan zijn. Zo is Jezus de Middelaar tussen God en mensen en maakt hij de verhouding tussen God en mensen in orde door zijn leven te geven aan het kruis.
Wat deze verzoeningsleer in stand hield was een blijvende angst voor de toornige en straffende God, een vluchten naar Jezus om dat te ontgaan. Er kan zo een soort dweperige Jesu-latrie ontstaan en het heeft ook tot gevolg, dat God de Vader op afstand blijft staan en altijd als een ongenaakbare en straffende Rechter blijft gezien worden.
Die dubbelhartigheid in God is volgens mij (en vele anderen) het belangrijkste bezwaar tegen deze verzoeningstheorie. Andere bezwaren zijn de al te juridisch opgezette redeneringen en dat alles buiten onszelf om gebeurt. Kort geformuleerd: de Vader en de Zoon zijn niet eensgezind en terecht kan opgeworpen worden de verwijtende vraag: welke vader offert zijn zoon op, zelfs al is het voor het goede doel? Het is o.a. de Duitse theoloog Jürgen Moltmann, die de eenheid van de Vader en de Zoon wil onderstrepen door te spreken over ‘Der gekreuzigte Gott’, d.w.z. dat het God zelf is die lijdt in het lijden en sterven van de Zoon. God geeft zichzelf aan de mensheid in onvoorwaardelijke en tot het uiterst gaande liefde.
Ook andere theologen o.a. Dorothee Sölle, Paul Tillich en Herman Wiersinga uiten hun bezwaren tegen de in juridische termen geformuleerde verzoeningsleer en bedenken alternatieve overwegingen, waarbij veel aandacht uitgaat naar God, die solidair is met en in het menselijk lijden en dat God de Vader niet de eisende partij is, maar eerder de schenkende.
Tillich zegt o.a. dat het kruis niet de oorzaak, maar de meest duidelijke manifestatie of uitbeelding ervan is, dat God de gevolgen van de menselijke schuld op zich wil nemen.
Wat in de liedteksten uit voorgaande eeuwen – en m.n. die uit de piëtistische traditie – opvalt is, dat het kruis de gelovige aanspoort tot boete en berouw (denk aan de bekende aria ‘Buss und Reu’- boete en berouw). Het kruis is zo ook een aanklacht tegen ons. Niemand valt iets te verwijten, behalve onszelf: zoals Jacob Revius zo treffend dichtte, toen hij opschreef: “’t En zijn de Joden niet, die u kruisten, Heer, noch die u verradelijk u togen voor ’t gericht.. ’t En zijn de krijgslui niet, die met haar felle vuisten den rietstok of de hamer hebben opgelicht….en dan: Ik ben ’t, o Heer, ik ben ’t die u dit heb gedaan”.
In de koralen en aria’s van Bach’s Passionen vinden we datzelfde stramien. Maar ook bespeuren we iets van een antwoord van de gelovige in de zin van een aandeel willen leveren, om voor Christus het lijden dragelijk te maken. Zo kunnen bijv. onze tranen dienen als balsem in/voor zijn wonden.
Dat geeft al aan, dat het strikt juridisch buiten ons om plaatsvindende geding niet bevredigt en een aanvullend participerend aspect behoeft, waarvoor ook de apostel Paulus al aandacht vraagt als hij zegt, dat wij met Christus hebben geleden, zijn begraven en gestorven en ook met Hem zijn opgestaan tot een nieuw leven.
Zo wordt het kruis het symbool van het oude, ten dode gedoemde leven van alle mensen en de opstanding het nieuwe perspectief van een nieuw en onvergankelijk leven.
Tenslotte, er zijn meerdere Schriftaanwijzingen, die aangeven, dat niet God de regisserende en veroorzakende Actor is van de dood van Jezus, maar dat het de mensen zijn, die er schuldig aan zijn! Paulus schrijft ergens, dat wanneer men geweten had, dat Jezus de door God gezonden Messias was, dat men Hem dan niet gedood zou hebben.
Petrus zegt in zijn toespraak in de Handelingen der apostelen, dat ‘jullie’ d.z. de mensen, tot wie hij op dat moment spreekt, Jezus ter dood gebracht hebben, maar dat God Hem uit de doden heeft opgewekt.
Het goede wordt aan God toegeschreven, het kwade aan de mensen.
Dat doet mij denken aan het ontroerende verhaal van Jozef, die zich uiteindelijk bekend maakt aan zijn broers en vader en dan zegt: jullie hebben het allemaal ten kwade gedacht, (of in ons verband: jullie hebben het kruis voor mij opgericht), maar God heeft dit alles ten goede gedacht.
Hier wordt geen verklaring gegeven, geen oorzaak aangewezen of een soort goddelijk beleid uitgestippeld of aannemelijk gemaakt, maar hier wordt een getuigenis afgelegd over God, die op zijn eigen wijze uit iets kwaads iets goeds kan laten voortkomen!
En zo kan het kruis een teken van hoop worden voor alle mensen, die lijden en uitzien naar nieuw leven!
Niet (alleen) zeggen, maar doen!
Overdenking gehouden op zondag 15 oktober 2017 in de Grote of Mariakerk n.a.v. Ezechiël 34: 1-13 en Mattheüs 22: 34-40. In deze dienst werden Jouke Zoethout en Johan Ebbers bevestigd in het ambt van resp. jeugdouderling en ouderling-kerkrentmeester.
Tevens was het (wereld-)diaconale zondag met bijzondere aandacht voor het project van de Stichting Futuro.
Niet (alleen) zeggen, maar doen!
Ik had onlangs een onverwacht en indringend gesprek met een dronken vrouw, zo bleek achteraf. Zij keek mij heel onderzoekend aan en zei: “Die mensen van de kerk zeggen wel, dat ze…” Zij kwam niet verder uit haar woorden en zij begon te huilen. Eerlijk gezegd voelde ik me wat onthand en opgelaten, maar ik deed mijn best om te achterhalen wat er precies aan de hand was. Ik ga daar niet over uitweiden, natuurlijk, maar wat duidelijk werd is, dat zij een pijnlijke kloof constateerde tussen wat christenen (mensen van de kerk, zoals zij zei) zeggen en belijden en wat zij doen in het leven van alledag.
De profeet Ezechiël ziet dat ook om zich heen, dat de leiders zich wel herders noemen, maar dat hun handelwijze daar in de verste verte niet op lijkt. Zij hebben wel mooie woorden, maar ze verdrukken de mensen, laten hen aan hun lot over, doen niets om hen te helpen; kortom, zij doen niet wat zij moeten doen en maken zo hun geloof en hun God te schande.
Of mensen verzanden in discussies over het geloof. Het wordt een heel bouwwerk van regels en ideeën, waarover men elkaar kan examineren en kan laten slagen of zakken. Zoiets komen wij tegen in het evangeliebericht van vanmorgen. Dat er iemand op Jezus toestapt en hem vraagt: wat is eigenlijk het grootste of belangrijkste gebod? Niet, dat hij daar inhoudelijk in geïnteresseerd was, maar hij wilde Jezus graag uitdagen, uit z’n tent lokken, op de proef stellen om te kijken of hij wel kon slagen voor de test. Kijk, deze man was een beroepstheoloog, een ‘doctor legis’, een wetgeleerde, die zijn strepen en papieren verdiend had. En nu loopt er zo’n amateur-wetgeleerde rond, die er zo zijn eigen ideeën op nahoudt en die moet nodig eens aan de tand gevoeld worden en zo mogelijk moet hij als een ‘nitwit’ aan de kaak gesteld worden.
Zo ongeveer moet hij gedacht hebben (denk ik), maar het antwoord van Jezus was subliem en ‘uit de kunst’.
Op een één-voudige vraag geeft Jezus een twee-voudig antwoord. Jezus kiest niet één van de geboden of voorschriften uit, maar hij stoot door naar de kern van alle geboden. Alles draait uiteindelijk om de liefde tot God en tot de naaste. En daar ben je als mens totaal bij betrokken, met huid en haar en met hart en ziel. Als je een gebod opvolgt, omdat het voorgeschreven staat of omdat het moet, dan heb je de kern gemist.
Alles draait uiteindelijk om de liefde, d.w.z. om de zorg en de aandacht voor de ander. Je kunt nog zoveel psalmen zingen of bijbelteksten uit je hoofd citeren of lekker kunnen ‘praisen’ of alles voor de kerk overhebben, maar als het niet voortkomt uit en gericht is op de liefde tot God en de ander, dan slaat het nergens op, ja, als een tang op een varken of als een bonk op een gong.
Het grootste is om met twee benen op de grond en met twee handen uit de mouwen dat ene en grote gebod proberen te volbrengen. En dat dan in alle vrijheid en ieder op zijn of haar plaats en wijze. Een politicus doet dan in Den Haag of in de gemeenteraad van zijn woonplaats. Een dokter doet dat in zijn dagelijkse artsenpraktijk, een onderwijzeres of leraar doet dat voor de klas, een moeder doet dat thuis of op haar werk, een econoom doet dat door erover na te denken, hoe onze consumptie een belasting is voor het milieu en hij en anderen rekenen ons voor, hoe het ook anders kan en anders moet. Filosofen en andere mensen, die richting proberen te geven, maken duidelijk, hoe transities naar andere vormen van energie en ander beheer van grondstoffen en overschotten noodzakelijk is en hoe dat ook kan en heilzaam is voor de hele planeet.
En zo probeert iedereen gehoor te geven aan dat grote gebod en zo vormt de liefde tot God en de naaste a.h.w. de motor voor ons bezig-zijn in de wereld en in de kerk. Jouke gaat aan de slag als jeugdouderling en Johan als ouderling-kerkrentmeester en ieder zal zo op eigen terrein en op eigen wijze de inhoud van dit gebod concreet proberen te maken.
En op diaconaal terrein is precies hetzelfde aan de orde. De Stichting Futuro, waar we straks e.e.a. over zullen horen en zien, is ook ontstaan vanuit deze zelfde bron en zij put daar ook steeds energie en hoop uit.
Ik ben blij, dat ik die dronken vrouw ben tegengekomen, die in alle eerlijkheid de kerk en de kerkmensen een spiegel voorhield. Woorden zijn prachtig en zeggen, dat we het zullen doen is gemakkelijk zat, maar vandaag nemen wij ons voor: we hebben het gehoord en we zullen het ook doen!
Na-denken over 'de opstanding'
Ik vond op ‘Patheos.com’ een mooie beschouwing over ‘de opstanding van Jezus’ en in hoeverre dat past (of juist niet) binnen onze wijze van denken en waarnemen. De Amerikaanse theoloog Jonathan Sauder doet een poging en noemt de opstanding een ‘eschatologisch’ gebeuren en overstijgt daarmee de historische en mythische dimensie.
Opstanding: geen mythe, maar ook geen geschiedenis
Ik heb er geen behoefte aan mijn hoop op leven voorbij de dood te funderen op welk algemeen aanvaardbaar beschikbaar bewijs ook maar of op enige logica, die mijn luisteraars zouden dwingen de dingen onontkoombaar op dezelfde wijze te (moeten) zien als ik doe. Dat alleen al te proberen zou in tegenspraak zijn met mijn hoop, die ik heb en die (hoop) houdt in, dat Gods macht een niet-overweldigende creativiteit is, een macht, die zich niet laat inpassen binnen onze menselijke denkkaders of we nu denken vanuit (de positie van) de slachtoffers of vanuit die van de machthebbers. Mijn hoop is dat deze zelfde Realiteit, die oorspronkelijk iets teweeg bracht uit Niets dat nu opnieuw kan doen en hij is begonnen dat te doen in het leven van een gelynchte Galileër, die slachtoffer werd van de religieuze hang naar orthodoxie en van Romeinse koloniale politiek. Men kan getuigenis afleggen van deze hoop, maar deze niet ‘aantonen’ of ‘bewijzen’.
Voor alle duidelijkheid - niet om erover te strijden - zeg ik, dat ik de opstanding niet als iets louter historisch kan zien, maar evenmin als iets mythologisch. Wat aan de Big Bang voorafging is evenmin (iets) historisch: het is domweg ontoegankelijk voor onze historisch analyse. De technische term hiervoor is ‘pre-historisch’ of liever: ‘proto-historisch’. Het staat buiten het domein van de geschiedenis – niet onderworpen aan de regels van bewijs of weerlegging, die gelden binnen het terrein van onze epistemologie (kenleer). Maar ik hoor natuurkundigen nooit beweren, dat de realiteit vóór de Big Bang daarom beschouwd moet worden als ‘mythologisch’. Evenzo zie ik de opstanding van Jezus als een interruptie in ons tijd-ruimte continuüm, een werkelijkheid die evenzeer on-analyseerbaar is omdat de oorsprong ervan ligt buiten onze geschiedenis, van ‘de andere kant’ komt. De technische term daarvoor is ‘eschatologisch’ en niet ‘historisch’.
Ik kan niet bewijzen, dat iets ooit bestond of geschapen is uit (het) niets. Ik kan zelfs niet bewijzen, dat er iets zou moeten zijn in plaats van niets. Sommige filosofen geven toe, dat we zelfs niet kunnen bewijzen, dat er hier überhaupt iets is, op dit ogenblik, vlak voor onze neus (right now). Maar veel mensen, die ik ken en bemin putten er energie uit om hun angsten en het kwade onder ogen te durven zien en zelfs teboven te komen, omdat zij geloven dat God al begonnen is in ‘de opstanding’, doordat hij iets nieuws tot stand bracht uit de bestaande situatie in plaats van die weg te laten zakken in het niets. Van zo’n gemeenschap wil ik graag deel uitmaken.
Ik geloof dat Jezus uit de doden is opgestaan en dat het graf leeg is. Ik geloof niet, dat Jezus opnieuw tot leven kwam (weer levend werd), zoals het geval was in het verhaal van Lazarus, zodat hij terugkwam tot leven vanuit de dood. Ik geloof veeleer, dat hij stierf, de dood dóórging en van de andere zijde terugkwam. Zo kan ik komen tot een soort begrijpen van hoe het zit met de opstanding, dat ondoorzichtig is en blijft voor het wetenschapsdenken, en dus eigenlijk ook voor mijzelf en daarom zeg ik dat de opstanding méér inhoudt dan wat ik ervan kan bevatten.
Er kan veel meer gebeurd zijn en momenteel gebeuren dan wat ik in (mijn) taal kan vatten. Als deze epistemologische nederigheid betekent, dat ik alles maar als ‘mythisch’ moet ‘labelen’ wat te wonderlijk voor mij is om te begrijpen, te bewijzen of uit te leggen, wel dan is Jezus’ opstanding inderdaad ‘mythisch’ voor mij, zoals ook mijn vrouw, mijn vier kinderen, de zwaartekracht, zwarte gaten en het licht dat zijn.
In een ander licht
Preek gehouden op de 1e zondag van Pasen (16 april 2017) in de Grote of Mariakerk n.a.v. Ezechiël 37: 1-14 en Markus 16: 1-7
In een ander licht
Ik sta en loop hier over de grafstenen, alsof het niks is. Trouwens, u bent ook allemaal zelf hier naar binnengekomen, terwijl u gedachteloos over de grafzerken liep, onder de toren. En misschien zit u wel bovenop een grafsteen. Misschien een wat luguber idee, maar meteen ook een prachtige verbeelding van de betekenis van het Paasfeest.
In sommige delen van de wereldkerk, m.n. in Rusland, is men gewoon om op de vroege Paasmorgen naar de graven van de geliefden te gaan en men neemt een picnicmand mee en men geniet van het Paasontbijt, a.h.w. ook samen met de doden, want zij zijn niet dood, maar zij leven! Voor God leven zij allen en “zoals Christus als Eerste uit de doden is opgewekt, zo delen wij allen in zijn dood en zijn opstanding”, zegt Paulus ergens.
Maar het blijft natuurlijk een vreemd en ondoorgrondelijk verhaal en veel van onze tijdgenoten gaan er schouderophalend aan voorbij, want het is te gek voor woorden. Heb je ooit gehoord, dat een dode weer tot leven komt? Moet ik dat geloven? Toen een vader een keer met zijn zoontje in een oude kerk liep en het jongetje bijna struikelde over al die grafzerken vroeg hij aan zijn vader: “Pap, ligt God hier ook begraven?” Ik weet niet wat die vader antwoordde, maar ik denk, dat hij wat geglimlacht heeft. Misschien was dat wel het beste antwoord...
Ik sta en loop hier over de grafstenen, alsof het niks is. Misschien is dat wel de beste samenvatting van het Paasevangelie. En net als aan Ezechiël kan ook aan mij en aan ons allen wel de vraag gesteld worden: zullen die doden herleven? Zullen ze uit hun holen tevoorschijn komen? zoals Louis de Bourbon dichtte:
“Zij stegen kreunend uit hun natte graven/naar buiten, in een duister dat zich sloot/zij schoven zinloos langs verweerde epitafen/nog moe en slaperig van een lange dood”.
Kenners van de geschiedenis van deze kerk weten te vertellen, dat er vroeger wel mensen in de kerk begraven werden, maar dat al die graven inmiddels geruimd zijn, zoals dat heet. De grafstenen liggen er nog wel, maar de graven zijn leeg!
Zij zijn hier niet, de doden van weleer. In hun dode oor hebben zij allang de bazuinen horen klinken en hun broze mensenleven, verloren in de tijd, heeft God allang een lichaam gegeven van onvergankelijkheid. Zoiets zag Ezechiël ook gebeuren in een vreemde droom en een warrig visioen, dat hij zo goed mogelijk probeert na te vertellen. Zullen ze leven, al die knekels en botten, al die verminkten en te vroeg gestorvenen, al die verdrukten en uitgeteerden, al die verongelukten en verdronkenen, al die...?
Wat moet je daar nu op zeggen? Ik zou het niet weten...Gij weet het, Heer!
Als in een film, die achterstevoren wordt afgespeeld ziet hij het gebeuren, dat de doden tot leven komen, een huiveringwekkend gezicht.
Zoals de steppe zal bloeien, zo zullen de doden leven, zoals de graven openbreken zo zal de ballingschap ten einde gaan – zoals het kruis uitdrukking was van Godverlatenheid en eenzaamheid, van lijden en dood, zo zal datzelfde kruis symbool worden van hoop, verwachting en leven.
Woorden schieten vaak te kort om deze omkering te vatten, maar wellicht spreken de bloemen ons een taal en fluisteren liederen ons geheimen in...
Daarom geef ik nu graag het woord aan Gerda Linde, die iets over ‘het bloeiende kruis’ zal zeggen en daarna zingen wij Lied 608: 1, 2
Het zijn vrouwen die als eersten oog in oog staan met de Levende. Vrouwen zijn ontvankelijk voor het nieuwe leven. Wat toegesloten was opent zich en een nieuwe geboorte breekt zich baan. Dat vindt plaats in de besloten hof, bij het opgaan van de zon, een nieuwe dag.
Zij zijn daar om de dode te verzorgen. Zij willen hem zalven en balsemen, zodat hij altijd als een dode bij hen zal zijn. Zij zitten vast aan de oude wereld, waar de doodswetten heersen en alles in een cirkel rondtolt. Als een steen ligt de dood van hun geliefde hun op de maag. Het leven heeft alle glans en vreugde verloren en telkens weer keren zij terug naar diezelfde plaats en zij lezen het telkens weer: “Hier ligt mijn geliefde vriend, door dik en dun mijn kameraad”.
Met zwarte letters staat het daar ingegrift.
Maar door hun tranen heen zien zij ook nog iets anders. Raadselachtig en onwerkelijk zien zij – toen zij ‘opkeken’(!). Toen zij nog eens goed keken, toen zij hun ogen ophieven, toen zagen zij, hoe het werkelijk was. Nee, zij zagen niet een andere werkelijkheid, maar de werkelijkheid anders.
Dat is, denk ik, het eerste geheim van Pasen: anders leren kijken, anders zien.
Wat zij dan te zien krijgen is ‘een in het wit geklede jongeman’. Sorry, dat ik het weer moet opmerken, maar dit is weer zo’n treurig voorbeeld van een mislukte vertaling, waar de nieuwe Bijbelvertaling in uitblinkt. Het valt nog mee, dat er niet staat ‘een keurig in het wit geklede jongeman’. Hij lijkt zo bij C&A vandaan te stappen in een driedelig wit kostuum met een kekke das of juist niet, met los boord. Dergelijke associaties roept zo’n vertaling bij mij op, ik kan er ook niks aan doen.
Ik doe een andere poging – ja, zo eigenwijs durf ik wel te zijn – en dan lees ik ‘een in glinstering gehulde nieuweling’ – wat de evangelist wil oproepen is het beeld van de nieuwe mens, die hier verschijnt, een nieuw-geborene. En daar verder op doordenkend denk ik vervolgens, dat hier de Opgestane zelf zich presenteert aan de verbouwereerde vrouwen. ‘Hier ben Ik, de nieuwe Mens, omkleed met de heerlijkheid van God, het oude zeer van kruis en lijden heb Ik achter Mij gelaten. Die vind je hier niet meer...dat is allemaal “voorbij, voorbij, en o voorgoed voorbij”. Maar hier zie je de Eerstgeborene uit de doden, hier zie je wie Ik ben, nu ik door de dood ben heengegaan’.
‘Ben je dan weer teruggekomen, leef je dan weer?’ En de Opgestane zegt: ‘Nee, Ik ben niet teruggekomen, hoewel ik mij nu aan jullie vertoon, maar Ik ben verder gegaan. Ik ben niet weer levend geworden, maar Ik ben de Levende en leef in alle eeuwigheid’.
Dat kregen die vrouwen te zien en te horen, toen zij de dode wilden ontmoeten. Toen kwam de Levende hun tegemoet.
Wat zichtbaar is is een leegte, wat tastbaar is is een kille steen, maar wat hun hart verwarmt is de stem, de verschijning, de blik voorwaarts, de oproep om naar Galilea te gaan.
Gewoon terug naar je dagelijkse bestaan, bij de vissersbootjes en in de keuken, in de werkplaats en op het strand, op straat en bij de bakker...daar zullen wij Hem zien. Nee, zo hoogdravend en verheven is het eigenlijk allemaal niet: in de ogen van de bedelaar en in de ontmoeting met de gevangene, in de gave aan de arme en het opnemen van de vluchteling gaan je de ogen open en zie je Hem, die jou geroepen heeft en bemint.
Dat vindt allemaal plaats in de tuin, ergens achteraf, in de verborgenheid. Qua marketing en ‘hoe de boodschap te communiceren’ heeft de Heer natuurlijk volkomen gefaald: waarom zo schuchter in de tuin vertoefd en waarom het verhaal toevertrouwen aan zulke bange en verschrikte vrouwen? Waarom juicht er niet een toon of waarom klinkt er niet een stem, die galmt door gans Jeruzalem?
Maar Markus eindigt zijn verhaal zo: Ze gingen naar buiten en vluchtten bij het graf vandaan, want ze waren bevangen door angst en schrik – ja, ze waren in extase, buiten zichzelf -. Ze waren zo erg geschrokken, dat zij niemand iets zeiden.
Dit lijkt eerder op anti-reclame. Maar waarom waren zij dan zo stilletjes? Ik denk, omdat ze totaal van de kaart waren. Zij durfden er niet over praten, omdat het te groot voor hen was. Het was zó groot en bijzonder, dat het niet paste op een billboard. En daar past het sowieso nooit op. Het paste vooral en alleen in hun hart en wat zij gezien en gehoord hadden bewaarden zij daar als een schat in de akker van hun leven. En daar leefden zij van en daar leefden zij uit. Met veel vragen en twijfels ook, maar altijd met een stille vreugde, vanuit een vrolijke ernst, want zo wisten zij: de Heer heeft ons gezien en onverwacht zijn wij opnieuw geboren en getogen!
Wat is dat voor een vader, die...?
Wat is dat voor een Vader, die ...?
Enkele gedachten bij de kruisdood van Jezus
Ik zie de man nog tegenover mij aan tafel zitten. Hij wilde mij graag vertellen, waarom hij nooit meer naar de kerk ging en ook niet meer aan het geloof deed. Verontwaardigd en boos stak hij van wal: “Wat was dat voor een Vader, die zijn eigen lieve Zoon moedwillig de dood injoeg, hem liet lijden en dat alleen, omdat Hij dat als de enige uitweg zag om ons te kunnen vergeven? Wat was dat voor een Vader?”
Vóór mij een gapende afgrond vol misverstanden en tegenover mij een man met een goed hart, die volkomen gelijk had, maar te snel tot de slotsom was gekomen, dat het dus niet te moeite waard was je in te laten met het christelijk geloof en de kerk.
Hij vertolkte weliswaar een visie op de achtergrond(en) van de kruisdood van Jezus, die lange tijd ‘heersend’ in de kerken is geweest – en in sommige delen nog – maar die op bijbels-theologische gronden terecht ook is bestreden en als funest voor onze omgang met God te beschouwen is.
Mijn gespreksgenoot had het verhaal van de kruisdood van Jezus misschien opgevangen vanuit het oude leerboekje van de kerk: de Heidelberger Catechismus. In aansluiting op de theologie van de middeleeuwer Anselmus van Canterbury, die een antwoord probeerde te geven op de vraag, waarom God mens is geworden, wordt daar in enkele stappen uit de doeken gedaan, waarom het allemaal zo gegaan is, zoals het gegaan is. Dat Jezus aan het kruishout eindigde was geen samenloop van omstandigheden, maar dit ‘moest’ allemaal zo gebeuren. Op die manier voldeed Hij aan de eis van zijn Vader om voor de zonden van de mensheid te betalen, zodat God zich met haar kon verzoenen.
Maar misschien had de beste man nog nooit van de Heidelberger Catechismus gehoord en baseerde hij zijn kennis op heel andere bronnen. Wellicht was hij eens naar de film geweest van Mel Gibson ‘The Passion of the Christ’. Of misschien had hij eens de rockmusical ‘Jesus Christ Superstar’ bekeken en bewonderd of mogelijk had hij op TV de opvoering van ‘The Passion’ gezien. Al deze en andere eigentijdse uitvoeringen en uitbeeldingen van het lijdensverhaal van Jezus roepen het beeld op van een God, die bloed wil zien, die gehoorzaamheid tot de dood eist. En Jezus onderwerpt zich als een mak lammetje daaraan en zo heeft God de wereld bevrijd van haar schuldenlast.
Ik voel mee met die man tegenover mij: ‘wat is dat voor een Vader, die...?’
Jezus moest een straf op zich nemen en zo betaalde hij voor onze zonden en de Vader werd tevreden gesteld. Maar nogmaals, wat is dat voor een Vader...?
En is dat wel dezelfde Vader, over Wie Jezus het zo vaak had en met wie hij communiceerde, ‘op enen berg alleen’? Is dat wel dezelfde Vader als tot Wie hij ons geleerd heeft te bidden? Is dat wel dezelfde Vader als in dat verhaal, dat hij verteld had, waarin één van zijn zonen de wijde wereld was ingetrokken, maar na berouw en inkeer terugkeerde...stond die Vader niet op de uitkijk en vergaf Hij die jongen niet alles wat hij misdaan had – zonder enige betaling van zijn kant?
Kortom, de Vader, zoals die in de geschetste kruistheologie naar voren komt is een heel andere dan die over wie Jezus spreekt. Als Jezus ons oproept onze broeders en zusters te vergeven wat zij ons mogelijk misdaan hebben dan verwijst hij naar Zijn Vader, die het doet regenen over goeden en kwaadwilligen en daarom zullen wij – evenals Hij – zevenmaal zeventig keer moeten vergeven, de andere wang toekeren en afzien van vergelding en wraak. Onvoorwaardelijk, precies zoals de Vader!
Jezus heeft in zijn leven, in zijn doen en laten, in zijn omgang met mensen laten zien, dat hij in nauwe verbondenheid met zijn Vader wilde leven en dat hij zo zijn Vader a.h.w. uitbeeldde en representeerde. Hij was en is sprekend en al doende zijn Vader. “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien” kon hij zonder arrogant te zijn zomaar zeggen...
Omdat die Twee zo nauw op elkaar betrokken zijn – een gedachte die later in de triniteits-theologie werd uitgewerkt – is het onmogelijk de Vader en de Zoon zo sterk tegenover elkaar te plaatsen, alsof de Vader het lijden zou willen of zelfs zou eisen. Het is eerder zo, dat de Vader mede-lijdt met de Zoon en dat de Vader-Zoon-relatie niet verbroken werd – al was het zo, dat Jezus in het uur van zijn sterven zijn alleen-zijn in sterke mate ervaren heeft.
Het is de Duitse theoloog Jürgen Moltmann, die in deze lijn heeft verder gedacht en zo tot de titel van zijn boek hierover kwam, namelijk “Der gekreuzigte Gott” (1972): wij zijn hier getuige van het lijden en de dood van Jezus en van God! God heeft zich zo geïdentificeerd met de(ze) mens, dat Hij er aan geleden heeft en er onder bezweken is. Geen mens zal in zijn/haar lijden en stervensnood ooit meer alleen zijn!
Het (voorafgaande) leven van Jezus is van cruciale betekenis om enige betekenis en zin te kunnen geven aan het lijden en sterven van hem. Kort door de bocht gezegd, zou je kunnen zeggen: “zo ‘moest’ het wel aflopen”. Maar dan niet in de zin van ‘God wilde dat het zo moest gaan’, maar wie zijn of haar leven zó in dienst stelt van God en zo onafhankelijk en vrij zijn gang gaat en onvoorwaardelijk liefheeft en vergeeft, die wordt uiteindelijk niet geduld. Die ondergaat het lot van de profeten vóór hem en de idealisten en dromers ná hem ondervinden dikwijls hetzelfde. Maar het is en blijft toch (!) een verhaal van hoop, omdat deze doodlopende weg uiteindelijk door God gekend en erkend wordt als de weg ten leven!
Het blog van Dr. Benjamin L. Corey (op de Patheos.com website), getiteld “Some Problems I Have With Penal Substitution Theology of Atonement” [1]bracht mij het gesprek in herinnering, waaraan ik in het begin van mijn artikel refereerde. En ook de aanstaande viering van de Stille Week en alle hype rondom ‘The Passion’ in Leeuwarden vormden voor mij mede een aanleiding om te proberen enig licht te laten schijnen over deze duistere kwestie. “Wat zou dat voor een Vader zijn, die...?”
Laten wij de Vader, die een (bloed)offer wil zien, uit onze gedachten verbannen en ruimte maken voor de Vader, die zijn zoon van verre zag aankomen, hem omhelsde en hem liet delen in alles wat Hij bezat. En zij vierden een groot (Paas)feest!
[1] http://www.patheos.com/blogs/formerlyfundie/problems-penal-substitution-theology-atonement/?utm_source=facebook&utm_medium=social&utm_campaign=FBCP-PRX&utm_content=formerlyfundie
“If God the father needs someone to “pay the price” for sin, does the Father ever really forgive anyone? Think about it. If you owe me a hundred dollars and I hold you to it unless someone pays me the owed sum, did I really forgive your debt? It seems not, especially since the very concept of forgiveness is about releasing a debt — not collecting it from someone else.”
Een stem krijgen
Preek gehouden op de 3e zondag in de Veertigdagentijd (Oculi=Ogen) 19 maart 2017 in de Grote of Mariakerk te Meppel n.a.v. Lukas 11: 14-28.
EEN STEM KRIJGEN
Jezus trekt als een therapeut door het land. Hij helpt mensen door met hen te praten en te ontdekken, waar het probleem zit. Hij doet dat allemaal op weg naar Jeruzalem, in die tijd van veertig dagen. Het zijn die veertig dagen dwars door de woestijn, door de wildernis, vol beproevingen en aanvechtingen.
Als we al die lezingen en gedachten erover onder één noemer zouden willen brengen, dan zou ik willen zeggen, dat het gaat om ‘een gevecht’. Jezus is als therapeut aan het vechten; hij vecht voor het leven van zijn patiënt, zoals wij dat ook wel zeggen over artsen.
Zo zien wij hem vandaag in gevecht met een man, die stom is. Maar wacht even, zo staat het er eigenlijk niet. Jezus vecht niet met die man, maar met de demon, zo vertelt Lukas. Met ‘het demonische’. Het is opvallend, dat dat demonische als iets abstracts, iets onpersoonlijks wordt voorgesteld. De demon is geen persoon, maar eerder een macht. Hierdoor staat de tekst toch niet zo erg ver van ons af. Wij hebben grofweg wel het spreken over demonen en duivelen achter ons gelaten, maar we weten nog heel goed wat ‘het demonische’ is. De macht van het kwaad, hoe dat volken en mensen kan tyranniseren. Hoe mensen in de greep van het kwaad kunnen komen, zodat zij demonische trekken gaan vertonen.
Op zijn weg naar Jeruzalem is Jezus voortdurend bezig die macht of die machten te ontmaskeren en onschadelijk te maken. En om te zien, hoe hij dat doet moeten we de tekst precies en op de voet volgen. In het Grieks komen we daar een woord tegen, dat ‘eruit gooien’ betekent. Die demon moet aan de kaak gesteld worden en eruit geworpen worden. Zoals een therapeut tegen zijn patiënt zegt: ‘Gooi het er maar uit...alles wat je dwars zit, alles van vroeger en nu, alles wat je hindert om voluit mens te zijn. Gooi het eruit...al die shit!” Dat die shit ook wel ‘uitwerpselen’ genoemd worden past dan ook precies in deze beeldspraak.
Hoe zal het Koninkrijk Gods zich baan breken? Als de macht van het kwaad wordt weerstaan, weersproken en weerlegd. Sommige mensen zeggen of denken wel eens: “Die Jezus kon de dingen mooi zeggen, prachtig verwoorden, maar wat koop je ervoor? De wereld is nog steeds een tranendal en de misère van de mensheid drukt zwaar op mijn hart. Praatjes vullen geen gaatjes, het gaat om daden, die de wereld veranderen, niet om woorden!”.
Je kunt van alles en nog wat over Jezus zeggen, maar je kunt niet zeggen, dat hij alleen maar mooie praatjes verkondigde. Hij voegde namelijk zelf altijd de daad bij het woord. Als hij over het Koninkrijk Gods spreekt en over de nadering ervan en dat het nabij is, dan weet hij, dat dat de komst van dat Koninkrijk op weerstand stuit. Dat er nog eerst heel wat gevechten geleverd moeten worden, met het demonische, met het kwaad. Hij zag het zo voor zich, dat de wereld bezet gebied was, bezeten door angst, onmenselijkheid, waanzin, kortom door het demonische...en zal het Koninkrijk Gods zich baan breken dan zal dat ten koste gaan van de macht van het kwade. Die twee rijken kunnen niet samen bestaan: het goede en het kwade zijn aparte, gescheiden grootheden en...hoe zal het kwade overwonnen worden. Door het goede. Door het goede te doen en dat doet Jezus door deze man te bevrijden van zijn demonische stomheid.
‘Wat heb jij toch, beste man?’ Maar hij kon het niet zeggen. Hij had er geen woorden voor. Jezus vindt dat onverdraaglijk en hij wil deze man helpen. Gooi het eruit! Al die ballast en narigheid, waardoor je het spreken hebt verleerd. Je bent altijd monddood gemaakt, zij hebben jou altijd het zwijgen opgelegd. Jouw mening wordt nooit gehoord. Of iets anders geïnterpreteerd: jij bent sprakeloos geworden, omdat je teveel hebt gezien en meegemaakt. Zoals mensen, die in een concentratiekamp hebben gezeten er daarna nooit meer over spraken. Het was té erg! Of gaat het over iemand, die geen stem meer heeft, die tot de zwijgende meerderheid behoort en denkt: ik stem niet meer mee, het helpt toch niks. Laat mij maar ongezien en ongehoord mijn leventje leiden. Val mij niet lastig met politiek of met wat ook...
Het is iemand die opgesloten zit in zichzelf, die zijn gevoelens niet kan verwoorden. ‘Gooi het er eens uit, beste man, daar zul je van opknappen’. Zo staat Jezus als therapeut bij deze zwijgende man en hij probeert hem een stem te geven, hem te laten praten. O zo moeilijk. Een heel gevecht!
En dan krijgen wij ineens te horen: ‘...en de stomme sprak’. Dat is een duizelingwekkende zin: de stomme sprak. Maar u weet: de stomme kan niet spreken. En wie spreekt kan geen stomme genoemd worden. Het is een vreemde paradox, een onmogelijke mogelijkheid, die ons hier verschijnt.
En dat is precies wat bij de verkondiging van het Koninkrijk Gods hoort: er gebeuren onverwachte en onmogelijke dingen. Wie achteraan stond krijgt een plek vooraan; wie doof was hoort ongehoorde dingen; wie blind was ziet ineens het licht; wie stom was, geen stem had, krijgt een stem en spreekt zich uit.
Laten we nu niet zeggen: ja, maar dat gebeurt toch eigenlijk nooit?! Of: was het maar waar, dan zul je eens zien, hoeveel mensen gingen geloven.
Lieve mensen, hier raken wij nu precies aan het geheim van het Koninkrijk, dat zich niet groot en sterk wil maken in de wereld, maar een andere wereld voorstelt en uitbeeldt. Het is de omgekeerde wereld, de wereld omgekeerd. Doven horen, blinden zien en stommen spreken.
De Therapeut gaat nog steeds door de wereld en hij verheft zijn stem niet op de straten en als hij uitgescholden wordt scheldt hij niet terug en als hij voor de rechter staat en ze hem uit de weg willen ruimen dan doet hij zijn mond niet open. Als een lam staat hij daar sprakeloos en stemmeloos. Lief, stom lammetje....
Kun je daar de wereld mee veroveren? Is dat de ‘gamechanger’, die toekomst heeft en alles op z’n plek zal brengen?
Het ziet er niet naar uit. Het lijkt er niet op...maar toch heeft de vroege kerk deze Therapeut de messias genoemd. Zijn manier van doen, zijn woorden en zijn daden, zijn weg en zijn kracht, die hij in al zijn zwakte ten toon spreidde, werd het begin van een gang door de wereld, die bergen verzette, mensen het licht deed zien, de oren van doven ontstopte en mensen een stem gaf.
Zalig allen, die deze en andere woorden van God horen en die bewaren in hun hart en daaruit leven!
Een grens over...
Preek gehouden op de 2e zondag van de Veertigdagentijd (12 maart 2017) in de Oude Kerk n.a.v. Mattheüs 15: 21-28
Een grens over...
Je kunt het toeval noemen, maar ik vind het meer dan toevallig, dat ons vanmorgen dit gedeelte uit het Evangelie ‘toevalt’. Juist in een tijd, waarin in ons land het gesprek gaande is over onze nationale identiteit: wie zijn wij eigenlijk en wie willen wij zijn en wie horen erbij en wie niet? Het kan tot harde en ongenuanceerde discussies en standpunten leiden en wie een beetje de verkiezingsmachine op TV, op internet of in de kranten volgt, weet wel waar het over gaat. Mensen, die vanuit een ander land of een andere cultuur hier zijn komen wonen worden vaak nog als tweederangs burgers aangemerkt. Iemand die een andere huidskleur heeft, maar hier in Nederland is geboren, wordt soms nog gevraagd: waar kom jij vandaan? Nou, uit Utrecht zegt zij dan...
Of mensen met een andere godsdienst worden met argusogen aangekeken en argwanend gevolgd. Vroeger zaten de verschillende godsdienstige overtuigingen ieder opgeborgen in zijn of haar eigen zuil en leefde men een beetje langs elkaar heen. Ik had vroeger een rooms-katholiek buurjongetje, maar ik speelde nauwelijks met hem, want hij ging naar een andere school en hij had vriendjes van zijn eigen soort en ik ook. We leefden allemaal in een soort LAT-relatie: Living apart together. Ieder apart, maar samen vormde je wel de Nederlandse samenleving.
De verzuiling is opengebroken en functioneert niet meer en door de toestroom van allerlei culturen en etnische achtergronden is de samenleving een soort smeltkroes geworden. Soms leidt dat botsingen en uitsluitingen, maar soms ook tot onverwachte onmoetingen en vriendschappen. De nieuw ontstane situatie kun je tegemoet gaan als iets wat ons bedreigt en waar je bang van kunt worden of je kunt het tegemoet gaan als een uitdaging, een uitnodiging – met een ‘open mind’ en zonder angst hopen op iets positiefs.
Toen ik donderdagmorgen na mijn spreekuur de gerfkamer verliet haalde een man van duidelijk Noordafrikaanse afkomst zijn fiets van het slot en hij keek mij aan en ik groette hem en zijn gezicht klaarde helemaal op en luid en duidelijk zei hij: Goedemorgen, mijnheer. Ik was daar verrast over, omdat ik merkte, dat die man niet gewend was, dat hij gegroet werd. We lopen en leven vaak langs elkaar heen.
Nu lijkt het evangeliebericht van vanmorgen daar ook voet aan te geven, als wij horen, dat twee mensen, twee culturen elkaar treffen, maar eigenlijk ook langs elkaar heen willen leven.
Jezus heeft zich teruggetrokken in het gebied van Tyrus en Sidon, ten noorden van Galilea, waar hij rondgetrokken had, zieken had genezen, gesproken had over rein en onrein, over alle dingen, die de mensen bezighielden en over het Koninkrijk Gods als wenkend perspectief en dat het nabijgekomen was. En dan lijkt het wel alsof hij even afstand wil nemen. Zoals een politicus na al die debatten en verkiezingsbijeenkomsten wel eens lekker wil uitzakken op de bank en uithuilen bij zijn/haar vrouw of man. En dan zit je net lekker op de bank, gaat de telefoon of gaat de bel en staat er iemand aan de deur, die je hulp nodig heeft of je handtekening vraagt. Je staat op het punt de deur dicht te smijten...nee, nu niet! Ik zit net ff lekker uit te zakken. Kom me nu niet lastigvallen met allerlei vragen. Morgenochtend bent u de eerste. Gegroet!
Terwijl Jezus een weekje vakantie houdt in de omgeving van Tyrus en Sidon, zijn eerste buitenlandse uitstapje – die naar Egypte als baby niet meegerekend - komt een vrouw hem nalopen en naroepen, dat hij haar dochter moet genezen. Kom a.u.b. helpen, want zij is helemaal van het padje af, zij is depressief of hysterisch – wat haar mankeert weet ik niet precies, maar zij lijkt wel bezeten door een kwade macht: zij is geen baas over zichzelf, zij wórdt meer geleefd dan dat zij zelf leeft.
Jezus reageert tamelijk gereserveerd en bot op haar. Vrij vertaald zou je kunnen zeggen, dat hij haar zo antwoordt: Nee, sorry mevrouw, ik heb nu net even een weekje vakantie. Ik heb ook recht op mijn vrije tijd en bovendien hoort dit gebied niet tot mijn werkterrein, dus zoek maar ergens anders hulp. Het ga u goed!
Maar de vrouw laat zich niet afschepen en zij dringt aan. Al slaat hij de deur voor haar neus dicht, zij drukt opnieuw op de bel. “Hoorde ik u zeggen, dat het brood alleen bestemd is voor de kinderen aan tafel en niet voor de honden – dank u voor het sympathieke compliment – maar bij ons is het zo, dat de honden na de maaltijd altijd de kruimels en restjes mogen opeten”.
En Jezus gaat helemaal om. Hij is zo onder de indruk van het geloof en de vasthoudendheid van deze vrouw, dat hij op afstand haar dochter geneest.
Deze vrouw accepteert enerzijds dat er grenzen zijn, maar tegelijkertijd overschrijdt zij die ook door te onderstrepen, dat het brood bedoeld is voor iedereen: voor Joden en Palestijnen, voor Nederlanders en Marokkanen, voor Amerikanen en Mexicanen – het brood vaagt alle verschillen weg.
Nu maak ik een sprongetje naar een ander evangelie, waar in geuren en kleuren geproclameerd wordt, dat Jezus zelf het ware Brood uit de hemel is. En dat Hij gekomen is tot de zijnen, maar dat die hem niet hebben aangenomen en dat hij daardoor als een licht in de wereld is gaan schijnen.
Hij is het ware brood uit de hemel, voedsel voor alle mensen, die zoeken naar heil en bevrijding. Ook al wordt hijzelf vermalen en verpulverd, zoals wij ook juist in deze weken gedenken, Hij deelt zo zijn leven wereldwijd.
Misschien hebben ze er op de terugweg nog wel wat over doorgepraat. Het kan toch niet zo zijn, dat Gods liefde beperkt blijft tot één volk. Dan zou God een nationale God worden en op hetzelfde niveau komen met de goden van Egypte of Griekenland. Zo hebben wij God toch niet leren kennen? Hij is toch geen God van beperkingen en begrenzingen? Het lijkt wel of Jezus zelf hier ook nog over moest nadenken en pas gaandeweg ontdekte, dat God er is voor alle mensen, voor de hele wereld. God kan alleen maar God zijn, als Hij een universele God is.
Dat is een grote stap voorwaarts, voorbij alle nationale en culturele begrenzingen gaan inzien, dat niemand buitengesloten kan worden als je iets van de universele liefde van God hebt opgevangen in je hart en in je denken. God maakt geen onderscheid: iedereen is Hem even lief!
Terwijl zij zo redenerend terugliepen realiseerde Jezus zich, dat Hij een grens was overgegaan, dat hij de nationaal-Joodse grenzen had opengebroken en dat dat grote gevolgen zal hebben. Het was de eerste stap naar de wereldkerk, die weldra zal ontstaan.
In de brieven van Paulus en in de Handelingen der apostelen krijgen we daar ook een inkijkje in, hoe de eerste gemeenten worstelden met de vraag: wie horen er bij en moet men aan bepaalde voorwaarden voldoen? Moeten nieuwkomers ook besneden worden bijv. of is dat eigenlijk helemaal niet nodig? Paulus trekt de lijn, die Jezus heeft getrokken door en laat klip en klaar weten, dat er in Christus Jezus geen onderscheid meer is: iedereen hoort er bij en wie grenzen trekt miskent het messiaanse werk van Jezus, dat hij begonnen is zichtbaar te maken in dat gesprek met die vrouw uit Libanon.
Een prachtig voorbeeld van de doorwerking van dit gesprek vinden wij in de brief van Paulus aan de Efeziërs, hoofdstuk 2: 11-18 en dat gedeelte wil ik tenslotte graag even – in eigen vertaling/bewerking - voordragen:
“Bedenk wel, dat u qua afkomst allemaal heidenen en onbesnedenen bent, u was niet verbonden met Christus en u stond ver af van het burgerschap van Israël en u nam niet deel aan het verbond en de beloften die daar bij hoorden. Zo leefde u eigenlijk in een wereld zonder God en zonder hoop. Maar nu bent u, die voorheen op afstand stond, ineens dichtbij gekomen – en dat is zo gekomen dankzij Jezus Christus, door zijn dood en opstanding. Daardoor heeft Hij die twee werelden tot één gemaakt en zo heeft Hij vrede tussen die twee werelden tot stand gebracht. Vrede kwam hij verkondigen voor hen, die ver weg stonden en voor hen die dichtbij waren en door zijn Geest zijn wij allen één geworden en hebben wij allen een vrije toegang tot de Vader!”
Vier wijzen van (niet) horen
Preek gehouden op zondag Sexagesima 19 februari 2017 in de Grote of Mariakerk n.a.v. Lukas 8: 4-15. In deze dienst werd de Heilige Doop bediend aan Djezz Oenema en Coen Roelof Hendrik Heetebrij.
Vier wijzen van (niet) horen
Vandaag houd ik een korte, overzichtelijke ‘huis, tuin en keuken-preek’, die uitloopt op een gedicht, een lied dat wij samen zullen zingen (LB 764).
De gelijkenissen, die Jezus vertelt, daar moet je eigenlijk niet teveel over gaan uitleggen. Het zijn eigenlijk verhaaltjes, die voor zichzelf spreken. Het zijn vertellingen, die tot nadenken stemmen. Op de één of andere manier raken ze je, ook al begrijp je niet alles.
Nu is het wel zo, dat de gelijkenis van de zaaier wèl nader wordt uitgelegd en die uitleg maakt van de vertelling een allegorie. Alles in het verhaal stelt iets voor: de zaaier is Godzelf of Jezus, die zijn woord verkondigt. Het zaad is het Woord van God en de verschillende plekken aarde stellen de verschillende typen hoorders voor.
Alle bijbelgeleerden zijn het er wel over eens, dat deze toelichting op de gelijkenis van Jezus van later datum is. Het is eigenlijk een klein preekje over de gelijkenis, die er later aan toegevoegd is, misschien pas in de 2e eeuw ofzo.
Jezus legt zijn verhaaltjes helemaal niet uit. Hij vertelt ze gewoon en zegt dan: wie oren heeft, die hore. Wie de schoen past, trekke hem aan. Zo vertelt hij over de geheimenissen van het Koninkrijk Gods, waar je als hoorder meteen bij betrokken wordt. Bij ieder onderdeel van het verhaaltje kun je je afvragen: waar kom ik zelf voor in dit verhaal? Gaat het over mij? Begrijp ik het goed, dat hij het hier over mij heeft, dat Hij mij aanspreekt? Ben ik het, Heer?
Maar nu kom ik dan op mijn ‘huis, tuin en keuken-preek’, waarin ik aan de hand van een paar gebruiksvoorwerpen uit de keuken kan laten zien en horen, hoe wij kunnen luisteren. Er zijn vier manieren van luisteren naar de woorden van God. En ieder voorwerp verbeeldt zo’n manier van horen.
Ik heb de keuze van deze instrumenten trouwens ontleend aan een oude Joodse legende.
Allereerst heb ik hier een trechter. – ik had helaas geen grotere. Deze kreeg ik een keer bij een liter motorolie, die nog steeds ongebruikt in de garage staat - . Bij een trechter gaat het zo, dat je er iets in de bovenkant ingooit of ingiet en aan de onderkant komt het er precies zo weer uit. Er gebeurt eigenlijk verder niks: het ene oor in en het andere weer uit. Als je na afloop aan de trechter vraagt: wat ging er door je heen? Dan moet hij het antwoord schuldig blijven. Geen idee.
Dan heb ik hier vervolgens een spons. Een spons neemt alles in zich op: vies water, schoon water...alles door elkaar, het maakt niet uit. De spons is ontvankelijk en vindt eigenlijk alles wel mooi en goed. Hij is er op een bepaalde manier zelfs vol van. Maar op een gegeven moment laat hij ook alles weer lopen. Zodra er enige druk op de spons wordt uitgeoefend sijpelt alles weg en blijft hij zelf zo leeg en droog als een kurk achter.
Die druk kunnen we opvatten als verdrukking, het onder druk komen staan t.g.v. vervolging of de moeiten van het leven. Dan zakt de spons in en verliest al zijn inhoud. Er is weinig van blijven hangen... Ben ik het, Heer?
Dan heb ik hier vervolgens een vergiet. Sommige mensen zijn als een vergiet, zegt Jezus. Met een vergiet loop je de kans, dat je de droesem, het onbelangrijke overhoudt, maar dat de vruchtensap of de kostelijke wijn wegsijpelt. Wat je overhoudt is dat wat je onthoudt en als dat negatieve of onnozele, onbelangrijke dingen zijn dan heb je overgehouden, waar het eigenlijk helemaal niet over gaat. Zo hebben mensen soms een akkefietje met de kerk gehad en keren de rest van hun leven de kerk de rug toe. Of ze vinden bepaalde verhalen in de bijbel onbegrijpelijk of gewelddadig en zeggen vervolgens: ik lees er nooit meer in. Voor mij hoeft het niet meer. Dus men concentreert op de droesem in de vergiet, maar de wijn vergeet men op te vangen en op te drinken. Zonde is dat. Ben ik het, Heer?
Dan heb ik tenslotte nog een zeef meegenomen. De zeef maakt onderscheid tussen wat er toe doet en wat eventueel weg kan. Je moet er misschien enige moeite voor doen, je moet dat wat je ontvangt ronddraaien en uitpersen,maar als je zo alles gezift en gezeefd hebt, blijft er iets waardevols achter. Wat niet van belang is kun je weggooien, maar wat overblijft is de moeite waard!
Vier typen luisteraars, vier soorten hoorders. Welke hoorder je bent hangt vooral af van jezelf. Niemand kan zeggen: ik was niet goed gepredestineerd, ik was geen goede aarde. Dat zijn allemaal uitvluchten, die nergens toe leiden.
Je kunt wel zeggen: ik ben de ene keer meer een vergiet, de andere keer een trechter en soms een zeef. Dat kan wisselen met de perioden in je leven.
Maar wat overeind blijft is de standvastigheid en de volharding van de boer. Hij zaait maar door....hij verspilt zijn zaad mateloos. Niemand ontkomt aan zijn brede gebaren. Hij kijkt niet krap en is niet kinderachtig: kleine kinderen slaat hij niet over, maar gaan zelfs voorop en zij ontvangen gratis en voor niets het water op hun voorhoofdjes als een voorschot op het zaad van het Woord.
Een zaaier ging uit om te zaaien. Hij zaaide zo wijd als de wind. Hij zaaide zichzelf als een graankorrel in de aarde en Hij sterft aan de doornen beneden en de vogels daarboven. Zo brengt het veel vrucht voort en mogen wij deel uitmaken van de oogst.
O zaaier, ga uit om te zaaien – ga ook uit om te oogsten –en maak ons allen tot moedergrond, vruchtbaar en vol leven!
Een nieuwe 'omslag'
Preek gehouden op de 1e zondag na Epifanie (8 januari 2017) in de Grote of Mariakerk te Meppel in een dienst van Schrift en Tafel n.a.v. Jesaja 42: 1-7 en Mattheüs 3: 13-17
Een nieuwe ‘omslag’
U bent er bij en ik ben er bij, als ik oog in oog kom te staan met die vreemde apostel, Johannes is zijn naam. Op een zeepkist staat hij te oreren, dat de wereld naar de bliksem gaat.
Zijn woorden slaan in als een bom en de mensen staan als aan de grond genageld. Donderpreken maken altijd veel indruk: het maakt angstige en onzekere mensen nog banger en onzekerder en anderen vinden het mooi als vooral anderen op hun falie krijgen. Ik sta altijd weer versteld hoeveel mensen op donderpreken afkomen: als vliegen op stroop.
Donderpreken zijn van alle tijden en ook in onze tijd treden profeten op, binnen en buiten de kerk, die in krasse bewoordingen en met indringende beelden laten zien, hoe de wereld er aan toe is, hoe wij ons milieu verpesten, de aarde opgebruiken en de dieren ‘onmenselijk’ behandelen. En dat kunnen we horen als een oproep tot ‘bekering’, een ‘wake-up-call’, een aansporing om een ‘omslag’ te maken!
U zult het misschien niet geloven, maar ik koester sympathie voor Johannes: Wel, vooral omdat dit soort donderpreken schokkend heilzaam zijn!
Allereerst wil ik er nog even op wijzen, dat het preken waren voor eigen parochie. Voor inwendig gebruik, zeg maar. Want vaak gaat het zo, dat men in de kerk hel en verdoemenis naar buiten toe predikt en zalvend (troostend) naar binnen…maar zo doet Johannes het niet. Hij komt met zijn snerpende preken naar zijn eigen mensen toe en zo stonden die brave kerkmensen ineens heilzaam in hun hemd. Ik zie het allang, zegt Johannes, jullie denken: ons kan niks gebeuren, wij zijn binnen, want wij zijn mensen van de kerk, wij zijn gedoopt, wij geloven en wij leven netjes…niks aan de hand. Laat maar komen dat vuur, het zal mij niet treffen.
En dan zegt Johannes: weet je wat nu eens echt verfrissend zou zijn. Dat je een stap naar voren doet en nog één en nog één…en zo het water in, geen grond onder de voeten meer, geen been om op te staan…daar ga je… kopje onder… in de Jordaan hier! Net zoals die heidenen, die mensen van buiten, die tot het geloof willen komen… u weet wel, die mensen die nergens aan deden of die er zo goddeloos op los leefden. Dat jij nu – net zo als zij – je laat dopen en eens helemaal opnieuw begint!
En zo gebeurde! Zodra de prediking tot dat ontdekkend inzicht leidt en je jezelf weer eens even als een buitenstaander en als aangesprokene ziet, dan is zo’n donderpreek evangelie, want ineens zie je: Ik ben er bij! Op heterdaad betrapt.
En zo dacht iedereen dat Johannes de messias was.
Bij de Jordaan gebeurt het…dat Jezus – zonder dat iemand er op let – ineens ook gedoopt is. Samen met het volk, dat in dikke rijen toestroomde, is ook hij er tussen gaan staan – onopvallend en onopgemerkt – en hij ging mede kopje onder. Hij blijft niet aan de kant staan, hij is niet begaan met uitsluitend zijn eigen lot…nee, solidair in de crisis, het oordeel, treedt hij naar voren en zegt: Hier ben ik! Ik ben er ook bij!
Wie ben jij? zo kan wel gevraagd worden. Ja, een goeie vraag en wie zou daar het antwoord op kunnen geven? Mattheüs vertelt het zo, dat er maar Eén is, die dat kan zeggen en dat is God zelf. Hij zegt: “Deze is mijn geliefde Zoon, in jou vind Ik vreugde! Mens naar mijn hart”.
Mattheüs vertelt het zo kinderlijk en onopgesmukt en hij weet natuurlijk niet dat wij er later zulke domme dingen over zouden gaan vragen, bijv. was die stem zintuiglijk waarneembaar enzo? En kon iedereen dat horen of alleen Jezus maar? Nee, als een kindertekening laat hij gewoon de hemel openspringen en in een wolkje zet hij de tekst, die God zegt en voor alle duidelijkheid tekent hij er ook nog een duif bij.
De Geest van hierboven komt hem aanwaaien en zet hem in vuur en vlam.
Waar komt die duif vandaan?, zo vraagt u zich misschien af. Wel, die duif is al heel lang aan het vliegen, vanaf den beginne, toen God de hemel en de aarde schiep en de Geest broedde op de wateren…scheppend, ordenend, tot leven wekkend. En als de vloed geweest is en Noach nog wat ronddobbert komt die duif alweer aanvliegen: land in zicht, roept hij a.h.w. uit. Kijk maar, hier is een takje! En hij vliegt ook langs Maria’s oor en gaat stilletjes op haar schoot zitten.
Stad en land vliegt deze duif af en inspireert mensen tot geloof, tot hoop en tot liefde.
Vandaag klapwiekt hij boven het hoofd van Jezus, man naar Gods hart…bijzonder is dat! En wij vallen op de knieën en zeggen: wat bijzonder bent u en wat goed van U, dat U zo bent.
En dan zegt hij: Dank je wel voor zoveel eer en bewondering, maar wacht even: Ik ben Zoon van God samen met jou. Ik ben toch met jou afgedaald in het water? Ik sta hier niet in mijn eentje, maar samen met jou, ja samen met alle mensen, de hele mensheid.
Diezelfde duif klapwiekt vandaag ook boven ons hoofd en diezelfde stem zegt ook tegen ons: jij bent mijn geliefd kind!
Misschien denkt u: ja maar, hoe kan ik dat weten? En wat moet ik dan doen? Wel, uit het water gekomen worden wij genodigd aan de Tafel en met open hand en open mond ontvangen wij de gaven van brood en wijn. Daar leven we van. En het is telkens weer het begin van een nieuwe ‘omslag’.